heet in de NEDERLANDSE krijgsmacht elkeen, die bekleed is met een rang, beneden die van officier. In het Nederlandse leger wordt, in tegenstelling tot vóór Wereldoorlog II, de korporaal volgens het Reglement op de inwendige dienst der Koninklijke Landmacht tot de onderofficieren gerekend.
De rangen zijn: bij de marine: korporaal (kwartiermeester), sergeant (bootsman), sergeant-majoor (schipper) en adjudant-onderofficier (opperschipper); bij het leger: korporaal, sergeant (bereden wapens wachtmeester) en, daarmee gelijkstaand, fourier, sergeant-majoor (opperwachtmeester), adjudant-onderofficier (onder-adjudant), onderluitenant. Tussen de rang van adjudant-onderofficier en onderluitenant bevinden zich nog een aantal vakspecialisten met speciale rangen, zoals opperschippers, vaandeldragers, apothekersbedienden, kapelmeesters, en opzichters van fortificatie.BELGIË
De rangen zijn bij het Leger: sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant van eerste klas (bij de bereden wapens wordt sergeant vervangen door wachtmeester). Bij de Luchtmacht: sergeant vlieger, eerste sergeantvlieger, adjudant-vlieger en adjudant-vlieger van iste klas. Na 3 jaar dienst als sergeant (van 2 tot 5 in de Luchtmacht), en met het diploma van onderofficier-instructeur wordt de belanghebbende op zijn verzoek door de minister toegelaten tot het Korps van de Beroeps-onderofficieren. De bevorderingen worden zoals voor de officieren geregeld in drie groeperingen: de iste, onderofficieren der wapenen en diensten (Gezondheidsdienst, Intendance inbegrepen); de 2de, voor de specialisten; de 3de voor alle andere. De typeloopbaan is als volgt: sergeant 3 jaar (2 bij de Luchtmacht); iste sergeant 3 jaar; iste sergeant-majoor 4 jaar; adjudant 10 jaar.
