(spraakkunst) bestaat tussen twee zinsdelen, als het ene een bepaling bij het andere is. Er tegenover staat nevenschikkend verband. Bijv.: Jan van onze buurman liep op straat (van onze buurman is, als bijv. bepaling, een ondergeschikt deel van het onderwerp Jan van onze buurman) tegenover Jan en onze buurman liepen op straat (onze buurman en Jan zijn grammaticaal gelijkwaardige delen van het onderwerp; vandaar ook de meervoudsvorm liepen).
Ook tussen bijzinnen en hoofdzinnen bestaat een onderschikkend verband. Bijv.: Wij gingen, omdat het zo regende, maar niet uit (omdat het zo regende, een bijwoordelijke bijzin van reden, is bepaling bij gingen). DR B. VAN DEN BERG.