is een landstreek in Groningen, oudtijds een gebied ten N.O. begrensd door de Eems en de Dollard, ten Z.W. door Drente, bestaande uit twee delen: het noordelijke het Klei-Oldambt, het zuidelijke het Wold-Oldambt geheten. Ten dele ging het verloren bij het ontstaan van de westelijke Dollard-arm in de 15de en 16de eeuw; eind 16de eeuw werd begonnen met wederindijking.
De hoofdelingenstand, welke ook hier bij het ontbreken van grafelijk gezag ontstond, nam vooral in de 14de eeuw in macht toe. Van de beide machtigste hoofdelingen veroverde en verwoestte de stad Groningen in 1401 de burchten en, nadat deze zich hadden hersteld, wederom in 1438. Dit leidde er toe, dat de stad het oppergezag over het Oldambt verwierf. Zij stelde daarover „kasteleins”, later drosten of ambtmannen aan; van 1623 af een drost over het Wold-Oldambt, een ambtman over het Klei-Oldambt. De Oldambtsters kwamen dikwijls tegen de stad in verzet; de stad behield evenwel de souvereiniteit tot na de omwenteling van 1795. De Franse tijd deed het Oldambt als afzonderlijk staatkundig geheel verdwijnen. De veenkoloniën, in het zuiden van het Oldambt ontstaan, worden thans niet meer daartoe gerekend.Lit.: A. S. de Blécourt, O. en Ommelanden (1935); E. W. Hofstee, Het O. (1937).