ook parataxis of coördinatie genoemd, is de spraakkunstige term voor het verschijnsel, dat twee woorden of zinnen te zamen een grotere eenheid vormen, waarvan ze gelijkwaardige delen zijn. Het tegengestelde is onderschikking, in welk geval het ene woord (de ene zin) een bepaling bij het andere, aan het andere ondergeschikt is.
Vergelijk: Jan en de buurman (nevenschikking) gingen uit wandelen met Jan van de buurman (onderschikking) ging uit wandelen; een mooi, nieuw huis (nevenschikking) met een geheel nieuw huis (onderschikking). Tussen nevengeschikte zinnen kan aaneenschakelend, tegenstellend of redengevend verband bestaan. Dit verband kan door voegwoorden of voegwoordelijke bijwoorden uitgedrukt worden, maar noodzakelijk is dit niet. Voorbeelden: 1. Wij vertrokken om zeven uur van huis, kwamen om tien uur in Breda aan en rustten daar tot elf uur uit (aaneenschakelend verband, eenmaal zonder, en eenmaal met voegwoord).
2. Jan is ijverig, (maar) Piet is lui (tegenstellend).
3. Wij blijven thuis, (want) het regent hard (redengevend).
DR B. VAN DEN BERG.