(gewijden) werden bij de oude Israëlieten die personen genoemd, die zich volgens een gelofte van wijn en van alle bedwelmende dranken onthielden, alle verontreiniging vermeden en het hoofdhaar lieten groeien. De gelofte van het naziraeaat kon worden afgelegd, zowel voor het gehele leven (Simson, Samuël, Johannes de Doper) als voor ten minste een maand.
In tegenstelling met de Rekhabieten vormden zij geen sekte, maar kwamen zij individueel onder alle standen voor. Het gebruik van wijding van het hoofdhaar aan de godheid komt bij verschillende andere volken en stammen eveneens voor. Na het einde der gelofte werd het haar aan de godheid ten offer gebracht.