noemt men de samenleving van schimmels met de wortels van zaadplanten. Treedt deze samenleving op in wortelstokken, dan spreekt men van mycorrhizomen, terwijl men soortgelijke verschijnselen bij lagere planten, zoals levermossen, mycothalli noemt.
Mycorrhiza is zeer algemeen verbreid, het best is ze onderzocht bij verschillende bomen (Melin) en bij de Orchidee (Burgeff). Men kan verschillende vormen van mycorrhiza onderscheiden, waartussen de grenzen niet scherp getrokken kunnen worden. In het eenvoudigste geval bevindt de schimmel zich uitsluitend als een mantel om de toppen van de wortels en vormt uitlopers in het substraat (ectotrophe mycorrhiza). Vrijwel steeds gaat dit gepaard met het binnendringen van hyphen tussen de cellen, waarbij de middenlamellen worden opgelost en een netvormige hyphenstructuur ontstaat, die naar haar eerste beschrijver Hartig genoemd is (typisch bij spar en den). Uit dit net kunnen hyphen de cellen binnendringen, zoals bij de berk wordt waargenomen. Dit vormt de overgang naar de endotrophe mycorrhiza, waar de schimmel zich voornamelijk in de cellen bevindt en waar myceliummantel en uitlopers in het substraat niet of slechts in zeer geringe mate ontwikkeld zijn (bekendste voorbeeld bij orchideeën).Uitwendig is de mycorrhiza dikwijls te herkennen aan bepaalde vormveranderingen van de wortels, waarbij de wortels korter en dikker worden, door sterkere vertakking een koraalachtig voorkomen krijgen of knolvormig opzwellen. Wortelharen zijn bij mycorrhiza afwezig. In veel gevallen is er evenwel geen enkel verschil te zien tussen de wortels met en zonder mycorrhiza.
Het aantal schimmels dat aan de mycorrhiza deel kan nemen is zeer groot en men treft deze aan zowel bij de phycomyceten als bij de asco- en basidiomyceten. Van een strenge specificiteit t.o.v. een bepaalde hogere plant is geen sprake, al is er dikwijls wel een zekere voorkeur voor bepaalde planten waar te nemen. Iedere paddenstoelenverzamelaar weet dat sommige paddenstoelen alleen of bij voorkeur in de buurt van bepaalde bomen worden aangetroffen.
Over de aard van de samenleving bestaat nog verschil van mening. Het binnendringen van de schimmel in de wortel vertoont grote gelijkenis met het gedrag van parasieten: er worden dikwijls haustoriën gevormd, die de cellen binnendringen en men ziet dat de reservestoffen, zoals zetmeel, uit de aangevallen cellen verdwijnen. Aan de andere kant ziet men, dat de binnengedrongen schimmelhyphen op den duur verteerd worden in bepaalde cellen van de wortel (tolypophagie), dan wel dat de hyphen barsten en op deze wijze hun inhoud in het plasma der wortelcellen terecht komt (ptyophagie). Het is nu wel zeker, dat onder bepaalde omstandigheden de plant voordeel van de mycorrhiza kan ondervinden. Dit is speciaal het geval op voedselarme grond, waar de schimmel blijkbaar in sterkere mate dan de plant zelf de zouten uit de grond op kan nemen en waar deze zouten dan op een of andere wijze door de wortelcellen aan de schimmel onttrokken worden. Op voedselrijke grond is er meestal geen verschil te zien tussen de ontwikkeling van planten met en zonder mycorrhiza.
Van binding van elemen taire stikstof is niets met zekerheid aangetoond. Wel kan de productie van bepaalde groeistoffen door de schimmel sommige planten gunstig beïnvloeden (aangetoond bij sommige orchideeën voor nicotinezuur). Ook de schimmel kan voordeel uit de samenleving ondervinden door opneming van organische stoffen en groeistoffen uit de wortels.
Bij sommige orchideeën die geen chlorophyl) bevatten, zoals de vogelnestorchis (Neottia) en Corallorhiza en bij het eveneens heterotrophe stofzaad (Monotropa), bestaat een zeer sterke afhankelijkheid. Deze planten hebben immers organische stoffen nodig voor hun ontwikkeling en blijkbaar onttrekken ze die aan de schimmel, die in staat is organische stoffen uit de grond op te nemen. Een soortgelijke afhankelijkheid treft men aan tijdens de kieming van het zaad van autotrophe orchideeën. Dit zaad is zeer klein en heeft practisch geen reservevoedsel. Ook hier moet in de natuur de organische stof, die voor de kieming noodzakelijk is, door de schimmel geleverd worden. Bij kieming in een medium dat veel suiker bevat, bestaat deze afhankelijkheid uiteraard niet.
Lit.: A. P. Kelley, Mycotrophy in Plants (Waltham, Mass. 1950).