vierde zoon van de elfde lord Elphinstone, Brits staatsman (Cumbernauld, Dumbartonshire, 6 Oct. 1779 Hookwood, Surrey, 20 Nov. 1859), trad in Indische dienst (1796) en werd in 1804 resident te Nagpoer. Toen na de vrede van Tilsit een inval der Russen en Fransen in Indië dreigde werd hij in 1808 naar Kaboel gezonden, waar hij een tractaat van bondgenootschap met de Afghanen sloot.
In 1811 werd hij te Poena resident aan het hof van de Pesjwa, en toen deze Engeland de oorlog verklaarde, redde hij ternauwernood zijn leven, waarna hij deelnam aan de slag van Kirkee, die een einde maakte aan het rijk der Mahratten (1817): dit rijk werd bij het Engels bezit ingelijfd en deze inlijving werd door hem uitstekend geleid. Van 1819-1827 was hij gouverneur van Bombay; hij maakte er zich zeer populair, zorgde voor de aanleg van straten, voor de stichting van scholen en verbeterde de rechtspraak. In 1829 keerde hij naar Engeland terug. Tweemaal weigerde hij het hem aangeboden ambt van G.-G. van Indië en tot het einde leefde hij vrij teruggetrokken.Bibl.: Account of the Kingdom of Cabul and its Dependencies in Persia and India (2 dln, 1815, 3de dr. 1842); History of India, the Hindus and Muhammedan periods (2 dln, 9de dr. 1905); The rise ofBritish power in the East (1858).
Lit.: J. S. Cotton, M. E. (Rulers of India, 1892); T. E. Colebrooke, Life of M. E. (1884); G. W. Forrest, Official writings of M. E. (1884).