Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Meer van GENÈVE

betekenis & definitie

(of Frans: Lac Léman; Latijn: Lacus Lemanus), het grootste meer van de noordhelling der Alpen, ligt 372 m hoog, tussen de Zwitserse kantons Valais, Vaud en Genève en het Franse departement Haute-Savoie, is 582 km2 groot, 72 km lang, tussen Rolle en Thonon 14 km breed en tussen Ouchy en Evian 310 m diep. Het benedengedeelte (Petit Lac) wordt van de Pointe d’Yvoire af tot 1 km smal.

De noordelijke oever wordt door heuvels omringd, waarachter zich de kalkketens van de Jura en de Voor-Alpen der westelijke Simmengroep verheffen. De zuidelijke oever, van Genève tot de monding der Drance, een heuvelachtige vlakte, neemt verder naar het O. een gebergte-karakter aan; de kalkketens van de Chablais, waarboven de toppen van de Montblancgroep uitsteken, dringen tot aan het Meer vooruit. Aan het bovengedeelte, achter de moerassige Rhônevlakte, rijzen de rotsmassa’s van de Dent du Midi steil op. Talrijke rivieren en beken lopen in het meer uit, waaronder de Veveyse, Venoge, Morges, Aubonnes, Promenthouse en Versaix in het N., de Morge, Drance en Hermance in het Z.

De Rhône heeft de streek van St-Maurice tot Bouveret en Villeneuve met haar vaste stoffen aangeslibd, en beneden de mond een 6 km lange, 50-60 m diepe „natte delta” gevormd. Kenmerkend zijn voor het Meer van Genève, afgezien van zijn mooie diep-blauwe kleur, de onder de naam Seiches bekende veranderingen in de waterspiegel, die in enige minuten enige centimeters of decimeters stijgt of daalt. Te vermelden vallen verder de stromingen van het meer (lardeyres), die het gevolg moeten zijn van onderaardse bronnen. Het niveau van het meer is niet in alle jaargetijden gelijk; het is het laagst in het eind van de winter en bereikt zijn hoogste stand bij het smelten der sneeuw.

Het gemiddelde verschil tussen de laagste en hoogste waterstand is 1½ m, het hoogste, ooit waargenomene, 2,66 m.De temperatuur van het water, aan de oppervlakte des zomers gemiddeld 19 gr. C., bedraagt in de diepte slechts 4-5 gr. Geheel toegevroren is het meer in historische tijden nooit, slechts het Petit Lac wordt in koude winters met een ijslaag bedekt. De heersende winden, de N.O. of bise en de Z.W. of vent, veroorzaken hier en daar vrij hevige stormen.

De visrijkdom is niet zo groot als in andere Alpenmeren; het meest vangt men Coregonus maraena L. De Zwitserse oever is goed bebouwd en telt veel steden, dorpen en kastelen: Genève, Villeneuve, Château Chillon, Montreux, Clarens, Vevey, Ouchy (de haven van Lausanne), Morges, Rolle, Nyon, Coppet. De Savooise is eveneens vruchtbaar, heeft een zuidelijke vegetatie, doch is minder goed bebouwd; daar liggen: Yvoire, Thonon, Evian, Meillerie.

Lit.: F. A. Forel, Le Léman, 3 vol. (Lausanne 1892-1902); F. Treves, The Lake of Geneva (London 1922) ; G.

Lefranc, En naviguant dans Ie passé et dans Ie présent, 3 vol. (Thonon-les-Bains 1923-33) ; Etudes sur la partie occ. du Lac de Genève (3 pt, Genève 1932-38), in: Mémoires de la Soc. de physique et d’hist. nat. de Genève, vol. 41, fase. 2-4.

< >