Italiaans militair (Pallanza 4 Sept. 1850 -Bordighera 21 Dec. 1928), was de zoon van Raffaele Cadorna en opperbevelhebber der Italiaanse strijdmacht in Wereldoorlog I. In 1868 trad hij in het leger en klom tot de hoogste rangen: in 1892 kolonel der „bersaglieri” en in 1898 generaa-lmajoor ; hij werd generaal van een divisie in 1905 en zes jaar later lid van de Senaat.
Kort voor het uitbreken van Wereldoorlog I was hij opperbevelhebber geworden en na Aug. 1914 begon hij ijverig met een reorganisatie van het leger. Hoewel de loopgravenoorlog niet met zijn talent en aard overeenkwam, maakte hij zich verdienstelijk in het afslaan van het zware offensief der Oostenrijkers in het voorjaar en de zomer van 1916 en bij de slagen aan de Isonzo, totdat op 24 Oct. 1917 de Oostenrijkers, met behulp ditmaal van het voor dat doel nieuw gevormde 14de Duitse leger onder generaal Otto v. Below, hetwelk uit het N. aanviel, op hun beurt tot het offensief, en wel met een geweldig succes, overgingen. De Italianen weken achter de Piave terug en lieten 3000 kanonnen en 300000 gevangenen in ’s vijands handen.
Om de publieke opinie tevreden te stellen, kreeg Cadorna de schuld en werd uit zijn positie ontheven en door generaal Diaz vervangen. In 1924 werd hij beloond met de titel van maarschalk en tot de gravenstand verheven. Zijn zoon, generaal Raffaele Cadorna, speelde een grote rol als hoofd van een partisanenleger ten tijde van de bevrijding van Noord-Italië uit handen der Duitse bezetters en der republikeins-fascistische desperado’s (Mrt-Apr. 1945).Bibl.: La guerra alla fronte italiana (1921); Altre pagine sulla grande guerra (1925) en een biografie van zijn vader.
Lit.: R. Corselli, Cadorna (Milano 1937).