(161 n. Chr. -31 Dec. 192) Romeins keizer, zoon van Marcus Aurelius en Faustina, kenmerkte zich reeds op jeugdige leeftijd door ergerlijke gebreken.
Toen zijn vader in 180 overleed, bevond hij zich bij het leger, maar sloot spoedig vrede met de Marcomannen en Quaden, om naar Rome terug te ke ren. Zijn wreedheid, die zover ging, dat hij vreedzame burgers op straat doodde, openbaarde zich vooral, toen een aanslag op zijn leven ontdekt was, welke zijn zuster Lucilla met anderen had beraamd. Daarbij kwamen de schandelijkste losbandigheid en de grootste verkwisting. Om in deze laatste te voorzien, werden de rijkste Romeinen om het leven gebracht, de belastingen verhoogd en staatsambten verkocht.
Door geschenken aan het volk en door schitterende spelen werd de schatkist nog meer uitgeput. Daar hij trots was op zijn lichaamskracht, vertoonde hij zich als Hercules Romanus met een knots gewapend en in een leeuwenhuid getooid en trad op als gladiator en athleet. Het bestuur liet hij over aan zijn gunstelingen (Perennis, Cleander). Toen zijn moordlust klom en hij zelfs voornemens was zijn bijzit Marcia, de praefect Laetus en de kamerheer Eclectus om het leven te brengen, lieten deze hem door de athleet Narcissus worgen.
De senaat vervloekte zijn nagedachtenis en zijn naam werd van alle gedenktekenen en uit alle geschriften verwijderd.Lit.: A. v. Domaszewski, Gesch. d. röm. Kaiser, II, pp. 233 sqq. (Leipzig 1914); R. Andreotti, Commodo (Roma 1942).