Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Louis de MOOR

betekenis & definitie

(Bartholomeus Johannes), Nederlands toneelspeler en -regisseur (’s-Gravenhage 12 Febr. 1837 - Amsterdam 20 Jan. 1931), kleinzoon van Frits Rosenveldt en zoon van de toneelspeler-regisseur Louis Frederik Johannes Rosenveldt, kreeg zijn opleiding aan de Rederijkerskamer Achilles te Amsterdam, trad in Sept. 1854 in de Stadsschouwburg aldaar voor het eerst op en verbond zich in 1860 aan de Rotterdamse Schouwburg. Van 1879-1882 was hij met Veltman en Daan van Ollefen leider van een eigen gezelschap in de Stadsschouwburg te Amsterdam.

Na achtereenvolgens geëngageerd te zijn bij het Nederlandsch Tooneel, in 1882 bij Van Zuylen te Rotterdam, 1884 aan de Parkschouwburg te Amsterdam, 1885 bij Van Lier en de Salon des Variétés, speelde hij een tijdlang gastrollen in Nederland en België en verbond zich ten slotte in 1900 bij Het Rotterdamsch Tooneelgezelschap onder leiding van P. D. van Eysden. In 1912 trok hij zich na een 58-jarige toneelloopbaan terug. Hij muntte uit in het Franse genre. In 1863 zag hij in Parijs „la comédie naturelle” en was van die tijd af een voorstander van natuurlijke dictie en stemgeluid. Na langdurige tegenwerking en miskenning kreeg hij in Nederland vele volgelingen.

Hij was een halfbroeder van Louis Bouwmeester en Theo Mann-Bouwmeester. Als tonelisten werden ook bekend zijn beide kinderen Henri de Vries en Sophie (Brondgeest)-de Vries, wier moeder de actrice Sophie (van Walderop)-de Vries (2 Mrt 1839 - 13 Mrt 1892) is geweest.

Lit.: M. B. Mendes Da Costa, Toneelherinneringen, I (1900).

< >