(gest. ’s-Gravenhage 7 Mrt 1604), halfbroeder van de voorgaande, was ca 1560 pensionaris, later burgemeester van Brugge en 15721573 lid van de Raad van State. Door Alva verdacht nam hij de wijk naar Holland en werd er in 1573 aangesteld tot raadsheer in het Hof.
Voorts zag hij zich belast met gewichtige zendingen naar Duitsland, Engeland enz., terwijl de Prins van Oranje hem opdroeg, in verschillende gewesten des lands de zaak der onafhankelijkheid te bevorderen. Ook bij de totstandkoming van de Unie van Utrecht heeft hij belangrijk werk verricht. Later, na ’s Prinsen dood, waarschuwde hij Oldenbarnevelt tegen de lagen van Leycester en vertrok in 1587 naar Engeland, om er over de vrede te onderhandelen. Na het overlijden in 1598 van Gerrit Oom van Wijngaarden, president van het Hof van Holland, nam hij, als in rang oudste raadsheer, tot 1604 diens betrekking waar.
Hij wordt geroemd als een bekwaam jurist en diplomaat, ijverig en verdraagzaam hervormd.
