In België is het nog immer de wet van 22 germinal, 2 floréal jaar XI (op de fabrieken en werkhuizen) die als enige bijzondere wet handelt over het leercontract; met uitzondering evenwel van de wet van 23 Sept. 1931 wat de leergasten in het vissersbedrijf betreft. Voor het overige blijft het gemeen recht toepasselijk.
Men verstaat er onder: het contract waardoor de meester zich verplicht de leerling(e) een vak te leren, terwijl de leerling(e) zich verbindt te arbeiden onder het gezag, de leiding en het toezicht van de meester, overeenkomstig de bedongen voorwaarden.De meester moet principieel de nodige werktuigen ter beschikking stellen, en er over waken dat de arbeid geschiedt onder behoorlijke voorwaarden voor veiligheid en gezondheid. Hij moet er op waken dat de goede zeden geëerbiedigd worden. Bovendien moet de meester de overeengekomen bezoldiging uitbetalen, alsook een passende voeding en een behoorlijk onderdak verstrekken indien zulks werd overeengekomen.
De leerling(e) moet de opgelegde arbeid uitvoeren onder de overeengekomen voorwaarden; moet de meester gehoorzamen voor al wat de uitvoering van het contract betreft; de goede zeden eerbiedigen en de fabricatiegeheimen bewaren; zich onthouden van alles wat de persoonlijke veiligheid en die van werkgezellen of van derden zou kunnen in gevaar brengen, doch is niet verantwoordelijk voor de schade die aan de meester wordt toegebracht wegens vakonbekwaamheid.
Om het afsluiten van leercontracten te bevorderen werden leerlingsecretariaten opgericht, waarvan de inrichting bij Reg. Besluit dd. 20 Aug. 1947 werd bestendigd en geregeld. Langs die secretariaten om worden premies uitbetaald aan de patroons die leerlingen vormen.
In principe vallen de geschillen waartoe het leercontract aanleiding geeft in de bevoegdheid van de werkrechtersraad (art. 43, wet v. 9 Juli 1926). Bij ontstentenis van werkrechtersraad is de vrederechter bevoegd (art. 2 6de lid v. wet 25 Mrt 1876).
MR W. DELVA
Lit.: F. van Goethem en W. Leen, Beginselen van Sociale Wetgeving (Brussel 1938); F. van Goethem en R. Gysen, Droit du Travail (Bruxelles 1950).