Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KWEL

betekenis & definitie

is het langzaam doorzijgen of filtreren van water van een hoger naar een lager niveau door een brede grondmassa. Kwel treedt dus o.m. op:

a. bij polders en droogmakerijen, die lager liggen dan het aangrenzende boezemwater;
b. bij kanalen;

indien het kanaal in ophoging ligt vloeit het water uit het kanaal weg; bij een kanaal in ingraving vloeit het naar het kanaal toe; c. bij dijken, die hoog buitenwater keren, zoals zee- en rivierdijken;

d. bij aarden dalafsluitingen, welke dienen om reservoirs te vormen ten behoeve van krachtopwekking, bevloeiing of retentie van water;
e. onder waterkerende werken door (die zelve waterdicht zijn).

Bij dijken en dalafsluitingen gaat de kwel zowel door het lichaam zelf heen als er onder door, door de dragende grondlagen. Het doorkwellende water komt dan op enige afstand verder naar boven op een punt waar de tegendruk van grond of water het geringst is en vormt dan een wel. Eigenlijk zijn alle bronnen of wellen een gevolg van kwel.

Kwel is voor polders en droogmakerijen hinderlijk, omdat het water moet worden uitgemalen. Bij gronden die nabij de zee liggen heeft men bovendien het bezwaar dat zout mede komt en het polderwater verzilt. Dit is zeer nadelig voor de gewassen en het drenken van vee. Het verziltingsvraagstuk neemt in de laatste jaren voortdurend in urgentie toe, omdat enerzijds het landbouwbedrijf gevoeliger wordt, anderzijds de verzilting hoe langer hoe groter afmetingen aanneemt.

Bij kunstwerken is de kwel aanleiding tot onderloopsheid, welke de stabiliteit van het werk kan bedreigen, wanneer zij ernstige afmetingen aanneemt. Deze kwel wordt op verschillende wijzen bestreden. Soms door de kwelweg zo lang mogelijk te maken, hetgeen wordt verkregen door de doorlatende bodem horizontaal over grote afstand waterdicht te bekleden, en bovendien door verticale versperringen (in de vorm van damwanden of muren) onder het kunstwerk te maken. Soms ook door de waterdoorlatende lagen met een waterdicht scherm af te sluiten. Dit scherm moet reiken tot in de waterdichte laag, welke onder de doorlatende lagen ligt. Dit is natuurlijk alleen uitvoerbaar, wanneer de waterdichte laag niet al te diep ligt.

Bij dijken en dalafsluitingen kan de kwel bepaald gevaarlijk worden, wanneer het water fijne gronddeeltjes mee neemt, waardoor holten ontstaan en ten slotte afschuivingen en dijkbreuk optreedt. Men bestrijdt de kwel bij deze werken op verschillende wijzen: bij dijken veelal door een kleikist binnen in het dijklichaam aan te brengen. Voorts door waterdichte bekleding aan de waterkerende zijde, door een waterdicht scherm binnen in het dijklichaam (in functie overeenkomende met de kleikist) of door een doelmatige verdeling van de fijnheid van korrel der grondmassa langs de weg, die het doorkwellende water aflegt. De hoeveelheid doorkwellend water is recht evenredig met het niveauverschil der waterstanden, en omgekeerd evenredig met de kwellengte. Voorts is zij afhankelijk van de aard van de grondmassa: hoe fijner de gronddeeltjes zijn, hoe geringer de kwel is.

De doorlatendheid van een grondmassief wordt aangeduid door de kwelcoëfficiënt k. Deze is gelijk aan de horizontale snelheid in cm/sec. van het water in de grond voor een kwellengte van i m bij een niveauverschil van 1 m.

Lit.: G. G. Coomans, Beweging van grondwater in zeedijken (De Ingenieur 1916); Brennecke-Lohmeyer, Grundbau, dl G (5de dr. 1949); Forchheimer, Hydraulik (3de dr. 1930).

< >