In Christus kunnen drie ambten of waardigheden worden onderscheiden: die van Priester, Leraar en Koning, waardoor Hij de Verlossing van het mensdom kon bewerken. Het Koningschap verleent Hem de macht om wetten voor te schrijven, te belonen en te straffen.
Het is algemeen en geestelijk, maar strekt zich ook uit over het tijdelijke, echter altijd met het doel, het geestelijk welzijn van de mensheid te bewerken. In de kerkelijke liturgie komt het Koningschap als motief voor bij Kerstmis, Driekoningen, Palmzondag, Pasen, Hemelvaart, in de antifonen, responsoria, psalmen. Door Pius XI werd op het eind van het jubeljaar 1925 op de laatste Zondag van Oct. een eigen feest van het Koningschap van Christus ingesteld als protest en schutse tegenover het moderne laïcisme.