(Karoo), naam van een tweetal plateaulandschappen in Zuid-Afrika en van de halfwoestijnplantengroei (struiksteppe) die men daar aantreft, maar die tevens een ruimer verbreiding heeft.
De Kleine Karroo ligt ten Z. van de Zwarte Bergen, de hogere Grote Karroo ten N. daarvan, terwijl zij zich uitstrekt tot de Nieuweveld- en Sneeuwbergen. Volgens Koppens formule hebben beide gebieden grotendeels woestijnklimaat, gedeeltelijk echter ook steppeklimaat. Gemiddeld is de droogte erger dan in de Kalahari, maar de watervoorziening is veel beter.
De Karroo-plantengroei is zeer voedzaam voor schapen, maar minder geschikt voor rundvee. Zij geeft dus aanleiding tot een eigen type van extensief boerenbedrijf. Ten N. van de Nieuweveldbergen, in het Z. van het centrale plateau, vindt men bijna dezelfde plantengroei. Vandaar, dat deze streek wel als Boven-Karroo aangeduid wordt.
Karrooformatie
noemt men een complex aardlagen, die zich gedurende het laatste gedeelte van het Palaeozoicum en het eerste gedeelte van het Mesozoicum in Zuid-Afrika gevormd hebben. Men onderscheidt in dit complex 4 vrij duidelijk te scheiden series, nl. van onder naar boven: de Dwyka-, de Ecca-, de Beaufort- en de Stormberg-serie. De Dwyka-serie is een meer dan 1000 m dikke keileem, die hoogstwaarschijnlijk als een gletsjervorming opgevat moet worden. De Ecca-serie en de Beaufort-serie, resp. ca 2000 m en ca 3000 m dik, bestaan hoofdzakelijk uit schalies en zandstenen. De Stormberg-serie, bijna 3000 m dik, bevat eveneens veel schalies en zandstenen, doch in het bovengedeelte tevens gesteenten van vulkanische oorsprong. De oude kraterpijpen vormen de beroemde diamant-vindplaatsen.