Duits wiskundige (Ostenfelde 31 Oct. 1815 - Berlijn 19 Febr. 1897). werd in 1856 hoogleraar aan het Institut für Industrie te Berlijn en in 1864 aan de universiteit aldaar. Met Cauchy en Riemann is hij als een der voornaamste grondleggers van de moderne analyse (z dubbelperiodieke functies en functietheorie) te beschouwen, waarbij hij vooral door de toepassing van machtreeksen een grote gestrengheid in de bewijsvoering wist te bereiken.
De werkzaamheid van Weierstrass strekt zich voornamelijk uit tot de functietheorie. Hij was het, die de fundamentele begrippen zoals convergentiestraal en convergentiecirkel van machtreeksen definieerde en er uitdrukkingen voor gaf. Hij was het, die hele klassen van functies karakteriseerde door hun singulariteiten en die met analytische voortzetting van functies begon. De bekende Russische wiskundige Sonja Kowalewsky was zijn leerlinge.Bibl.: Neuer Beweis des Fundamentalsatzes der Algebra (1859); Normalformen algebraischer Gebilde (1873) 5 Théorie des fonctions elliptiques (1885); Analytische Darstellbarkeit sogenannter willkürlichen Funktionen reeller Argumente (1885); Werke (4 dln, 1894-1903).
Lit.: Nachrichten a. d. Buchhandel, II (1895), pag. 2089 vlg.; Verhandl. d. Physik. Ges. zu Berlin (1897), pag. 50 vlg.; Jahresber. d. Deutsche Mathematische Vereinigung VII (1899), pag. 27 vlg.; H. Poincaré, Savants et écrivains (1910).