Spaans rechtsgeleerde (16de eeuw), was auditeur bij de kanselarij te Madrid en werd daarna lid van de Hoge Raad voor Italië; om ons onbekende redenen werd hij als zodanig ontslagen, maar kort daarna ontving hij de onderscheiding, dat hij als een der „koninklijke raden” met Alva naar de Nederlanden ging.
Hij bereidde de maatregelen ter bestraffing der opstandelingen in de Nederlanden voor en werd een der invloedrijkste, maar ook beruchtste leden van de Raad van Beroerte. Hij leidde de instructie tegen Oranje, Egmond en Hoorne en was bij de Nederlandse rechtsgeleerden (o.a. Viglius) zeer gehaat, ook omdat hij grote invloed op Alva bezat. Onbekwaamheid wordt hem niet verweten (hoewel hij noch Frans noch Nederlands kende, zodat de processen in het Latijn moesten worden gevoerd), maar wel hardvochtigheid, vooroordeel, minachting voor alles wat niet Spaans was en grote strengheid tegen de ketters. Hij vertrok met Alva in 1573 naar Spanje, maar de toegang tot het hof werd hem geweigerd.