Vlaams rechtsgeleerde en pamflettist (Gent 15 Febr. 1768 17 Nov. 1848), secretaris van de Meiery van Gent in 1800, later substituut van de procureur des Konings, ten slotte advocaat bij het Verbrekingshof te Brussel. Cannaert onderging de invloed van Montaigne en Montesquieu.
Onder het pseudoniem Judocus Bottelgier lanceerde hij met Diericx en Vervier sr het schotschrift Dits die excellente Print-cronike van Vlaenderen (1791); in 1823 nam hij stelling in de strijd om het Nederlands door de brochure Iets over de Hollandsche tael, noch voor noch tegen. Zijn naam vestigde hij met de, onder inspiratie van J. de Damhoudere, anoniem verschenen studie Iets over het oude strafregt in België (Brussel 1826), die als derde vermeerderde uitgave (2de in 1829) onder eigen naam haar definitieve en beste vorm kreeg in 1835 (Gent). De titel was veelzeggend gewijzigd in Bijdragen tot de kennis van het oude strafrecht in Vlaenderen. Het werk is gericht tegen de onverdraagzaamheid en het bijgeloof. In 1847 verscheen een Franse, verkorte, uitgave onder pseud. Olim.
Cannaert bezorgde in De dobbele Schapersalmanak over 't jaar OH 1816 een integrale uitgave van K. Broeckaert’s Jellen en Mietje, waarin Het avondpartijtje van Cannaert’s hand is.GER. SCHMOOK
Lit.: P. van Duyse in Nederduitsch letterk. Jaerboekje voor 1849; Ph. Blommaert in Biographie Nationale; Idem, Nederduitsche schrijvers van Gent (1861).