Duits Evangelisch godgeleerde (Bazel 12 Sept. 1805 - Erlangen 30 Sept. 1882), studeerde in zijn vaderstad en te Berlijn, onder Schleiermacher en Neander, werd hoogleraar te Lausanne, te Halle (1847) en te Erlangen (1854). Zijn grote werk is de Realenzyklopädie für protestantische Theologie und Kirche (P.R.E.).
Bibi.: Joh. Calvin (1843); Das Leben Joh. Oekolampadius u. die Reform, der Kirche zu Basel (1843); Die Romanischen Waldenzer (1853); P.R.E., 24 dln (iste dr., 1854-66, 3de dr., bezorgd door Hauck, 1896-1922); Abriss der gesamten Kirchengeschichte, 3 dln (1876-1887).