Nederlands jurist (Franeker 3 Apr. 1816-Arnhem 7 Febr. 1892), schreef in zijn jonge jaren enige literaire en historische werken, o.a. over Drentse oudheden, volgde een loopbaan bij het Openbaar Ministerie en was van 1848-1871 hoogleraar te Leiden. J.
A. Fruin was zijn leerling. Hij bewoog zich op het gebied der rechtsgeschiedenis en op dat van het straf- en strafprocesrecht ; was voorzitter van de Staatscommissie voor het nieuwe Wetb. van Strafrecht, maar doceerde ook het handelsrecht en schreef hierover een driedelig werk.Hij verzamelde een grote juridische bibliotheek, zeldzaam volledig vooral ten aanzien van de Nederlandse rechtsgeschiedenis, bestaande uit 16 à 17 000 delen, die in 1877 door de Kon. Bibliotheek werd aangekocht. Hij bracht een uitgebreide collectie notities over het leven en de werken van rechtsgeleerden uit de jaren 12001885 bijeen, met chronologisch en alfabetisch register, 83 delen omvattend, die zich, met de door hem bijeengebrachte handschriften, in de Universiteitsbibliotheek te Leiden bevindt.
Bibl.: Het Ned. Handelsregt (Leiden 1869); Beiträge z. Literaturgesch. d. Civilprozesses (Erlangen 1866).
Lit.: S. J. Fockema Andreae, Gesch. v. d. Ned. wetenschap v. d. Ned. Rechtsgesch. (1950), blz. 83 en 123; A.
A. de Pinto, in: Weekbl. v. h. Regt no 3259, 3377, 6135, 6137; De Catalogus van zijn boekerij in: Verslag Koninkl. Bibl. 1882, blz. 131-876. Zie over zijn handschriften W.v.h.R. 6188 en du Rieu in de Ned. Spectator, 4 Juni 1892.