Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Jean Baptiste de LAMARCK

betekenis & definitie

(Pierre Antoine de Monet), Frans bioloog (Bazentin, Picardië, i Aug. 1744 - Parijs 18 Dec. 1829), was korte tijd in krijgsdienst, werd luitenant, maar verliet het leger om in Parijs medicijnen te studeren. Hij voelde zich sterk tot de botanie aangetrokken, leerde Rousseau kennen, werd leerling van Jussieu en schreef in 1778 een Flore Française. Deze bezorgde hem een plaats in de Académie des Sciences en een opdracht met de zoon van Buffon de Europese botanische tuinen te bezoeken als Botaniste Royal.

In 1788 werd hij aangesteld aan het herbarium van de Jardin du Roi. Als zodanig echter hield hij zich vooral met physica, chemie en meteorologie bezig en stelde de Annuaires météorologiques samen (11 dln, 1800-1810), de voorlopers onzer weervoorspellingen. In 1793, toen Daubenton directeur van het Mus. Nat. d’Hist. Nat. werd, kreeg Lamarck de plaats van professor voor de ongewervelde dieren. Als zodanig verrichtte hij schitterend werk, scheidde de ongewervelde van de gewervelde dieren, bestreed de onveranderlijkheid der soorten en stelde in zijn Philosophie zoologique (2 dln, 1809, Duitse vert. 1909, Ned. vert. 1923) voor het eerst een moderne descendentieleer op (z Lamarckisme). Op het eind van zijn leven (1819) werd hij blind. Zijn hoofdwerk is Histoire naturelle des animaux sans vertèbres (7 dln, 1815-1822, herdr. 11 dln, 1835-’45).Lit.: E. Perrier, Lamarck et le transformisme actuel (1893); Idem, Lamarck (1925); Packard, Lamarck, The Founder of Evolution (1901); Kühner, Lamarck (1913); F. Alverdes, Das Lebenswerk Lamarcks (1929); M. Landrieu, L., le fondateur du transformisme (1909); H. Daudin, Cuvier et Lamarck (1926); Idem, De Linné à Lamarck (1926); T. Tschulok, L., eine krit. histor. Studie (1937); G. Revault d’Allones, Lamarck (1910); Latreille et Geoffroy Saint-Hilaire, Discours prononcés sur la tombe de L. (1830, Inst. R. de Fr. - Acad. R. d. Sc.); G. Cuvier, Eloge historique de L. (Mém. Acad. Sc. XIII, 1835); A. Wagner, Gesch. d. Lamarckismus (1908).

< >