Prot. theoloog (Deurne ii Oct. 1702 - Heusden ca 1777), voorloper der latere „ethische”, koloniale politiek, studeerde theologie te Utrecht, werd in 1731 te Paramaribo geplaatst, in 1732 overgeplaatst naar een in 1721 nieuw ontstane gemeente, vijf mijlen boven fort Sommelsdijk a.d. Commewijne, gesticht ten behoeve der plantagebewoners.
Na een jaar werd hij ontslagen, het heette wegens ordeverstoring, doch in werkelijkheid omdat hij te vooruitstrevend was. Zijn grootste betekenis ligt in zijn ijveren voor zending onder de negers, toen nog alleen door Hernhutters bedreven. Later heeft hij nog te Bremen orientalia gedoceerd. Hij schreef J. G. K. predikant van C(ottica) en P(erica) enz. (Amsterdam 1733).