hertog, en prins van het Keizerrijk, zoon van Achille Charles (Parijs 13 Juni 1821 - 19 Jan. 1901), heeft zich reeds vroeg als schrijver over staatkundige onderwerpen in constitutioneel liberale zin bekend gemaakt. In 1862 werd hij lid der Académie Française.
Terwijl hij zich in 1869 bij de verkiezingen vruchteloos in het departement Eure candidaat had gesteld, werd hij in 1871 gekozen tot lid van de Nationale Vergadering, waar hij zich aansloot bij het rechter centrum. Van 1871-1872 was hij gezant te Londen. Sedert die tijd beijverde hij zich Thiers in een meer monarchale richting te stuwen, en daar hij hierin niet slaagde, organiseerde hij een coalitie van Orleanisten, Legitimisten en Bonapartisten, waardoor hij op 24 Mei 1873 Thiers ten val bracht. Dadelijk bracht hij onder MacMahon een nieuw bestuur tot stand, aanvaardde het minister-presidentschap en de portefeuille van Buitenlandse Zaken, in Nov. die van Binnenlandse Zaken, maakte zich gehaat door begunstiging van het cléricalisme, maar bleef tot 16 Mei 1874 aan het bewind.
Toen brachten de Legitimisten hem ten val. In 1876 werd hij senator en vormde 16 Mei 1877 een rechts coalitieministerie, maar moest 20 Nov. d.a.v. aftreden toen de verkiezingen in zijn nadeel waren uitgevallen.Bibl.: L’Eglise et l’Empire romain au 4e siècle (3 dln, Paris 1856-1866); Frédéric II et Marie Thérèse (2 dln, Paris 1882); Frédéric II et Louis XV (Paris 1884); Marie Thérèse impératrice (2 dln, Paris 1888); Le secret du roi, correspondance secrète de Louis XV avec les agents diplomatiques 1752-1774 (Paris 1878); La réaction contre le positivisme (1894). Bovendien gaf hij de Mémoires van zijn vader, de Mémoires du prince de Talleyrand (5 dln, Paris 1891) en de brieven zijner moeder: Lettres de la duchesse de Broglie, 1814-1838 (Paris 1896) uit.