Catalaans dichter (Folgarolas, bij Vich, 17 Mei 1845-Vallvidriera bij Barcelona 10 Juni 1902), was landman en priester, aspecten die zich beide in zijn poëzie weerspiegelen. Hij was een minnaar van de natuur in het algemeen en van het landleven in het bijzonder.
Daarbij had hij een diep geloof en een liefde tot God, die aan het mystieke grensde. De natuur bezingend en idealiserend, komt de dichter tot God, die de schepper van de natuur is. Hij schreef uitsluitend in het Catalaans. Zijn beroemdste werk is het epos La Atlantida (1877), waarin hij de zee bezingt; bijna even bekend is zijn andere epos Canigó (1886), dat handelt over de bergen.Bibl.: Obras completas in 7 dln (Barcelona 1905-’08), in 27 dln (Barcelona 1913), in 10 dln (Barcelona 1928). Bloemlezing: L. Guerner, Antologia lírica.
Lit.: Gonde de Güell, El poeta V. (Barcelona 1927); V. Serra i Boldü, V. (Barcelona 1932); M. Monjas, V. (Palma 1936).