(pseud. van Razoemnik Wassiljewitsj Iwanow), Russisch socioloog en literatuurhistoricus (Tiflis 1878 Duitsland g Juni 1946), behoorde tot het linkse kamp — het dichtst stond hij bij de sociaal-revolutionnairen — maar verweet de Russische vooruitstrevenden der 19de eeuw een mystiek geloof in de vooruitgang. De Russische intelligentsija, waarvan de grote schrijvers voor hem de vertegenwoordigers bij uitstek waren, zag hij als een buiten alle klassen staande groep „ethische individualisten” die de „bevrijding der persoonlijkheid” verdedigden tegen het „burgerdom”.
Zijn hoofdwerk is de Geschiedenis van het maatschappelijk denken in Rusland (Q dln, St Petersburg 1906-’07). Als niet-Marxist kreeg hij het na de revolutie steeds moeilijker. De jaren i930-’4i bracht hij voor een groot deel door in gevangenissen en verbanningsoorden. Door de Duitsers in 1942 uit Poesjkin bij Leningrad weggevoerd, publiceerde hij tot zijn latere spijt enige artikelen in de Berlijnse Nowoje slowo.