Nederlands schrijver (Amsterdam 1 Oct. 1872 - 5 Aug. 1932), was werkzaam als horlogemaker, violist, diamantklover, juwelier, verslaggever, enz. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich op het gebied van literatuur, muziek en geschiedenis.
Hij debuteerde met weinig oorspronkelijke lyriek. Zijn volgend omvangrijk œuvre als geheel — romans, drama’s, essays — toont het stoutmoedig plan om een reeks beelden te geven, omvattende alle doen en denken der mensheid in al haar geledingen. Onder invloed van Zola, geprikkeld ook door diens roem, geïnspireerd door Van Deyssel’s stijl, schilderde hij de diamantbewerkerswereld (Levensgang, 1901), de landarbeiders (Menschenwee, 1903), het Amsterdamse volksleven (de cyclus De Jordaan, 1912-25), het leven der Amsterdamse Joden (Het volk Gods, 1931-32). Zijn Oosterse romans tonen invloed van Couperus. De naturalist ontwikkelde zich in neo-romantische richting, zonder dat echter zijn overdadige stijl voldoende aan soberheid won. Querido’s ongemeen talent maakte hem tot een der beste Nederlandse naturalistische schrijvers; juist daardoor heeft zijn werk veel aan waardering verloren.Bibl. (voorn, werken): Verzen (1893); Gedichten (1894, evenals Verzen onder pseud. Theo Reeder). Romans: Zegepraal (1904); Kunstenaarsleven (1906); De Jordaan (I De Jordaan, 1912; II Van Nes en Zeedijk, 1914; III Manus Peet, 1924; IV Mooie Karel, 1925); De oude waereld; het land van Zarathustra (I Koningen, 1918; II Zonsopgang, 1920; III Morgenland, 1921); Misleide Majesteit (1926); Simson (I De Godgewijde, 1927; II Ontreddering, 1929). Toneelwerken: Saul en David (1915); Aron Laguna (1916). Essays: Meditaties over literatuur en leven (1897) ; Studies over tijdgenooten (1899) ; Over literatuur (1904); Literatuur en kunst (1906); Studiën (2 dln, 1908-1912); Geschreven portretten (1912); Letterkundig leven (3 dln, 19161923); Van verbeelding en werkelijkheid (1918); De jeugd van Beethoven (1919); Van verleden en heden (1919).
Lit.: L. Bückmann, I. Q. (1906); D. M. J. P.
C. Breebaart, I. Q.’s Jordaan als episch kunstwerk (1917); J. L. Boender, I. Q. en het begrip literatuur (1927); A.
M. de Jong, I. Q., de mensch en de kunstenaar (1933) ; K. de Wind, Rond het leven v. I.Q. (1933).