Tegenover het logicisme, dat het wezenlijk kenmerk van de wiskunde in haar logische grondslag zoekt, en het formalisme, dat vooral de nadruk legt op het volgens bepaalde regels opereren met logische en mathematische symbolen, staat het intuïtionisme; deze richting beschouwt zowel de logische fundering van de wiskunde als het gebruik van een speciale symboliek als bijzaak en acht deze elementen in de wiskundige activiteit ondergeschikt aan de aanschouwing, die de eigenlijke grondslag levert voor het wiskundige denken. Deze opvatting is wel is waar bij filosofen als Descartes en Kant en bij wiskundigen als L.
Kronecker en H. Poincaré reeds aan te treffen, maar pas het door L. E. J. Brouwer ontwikkelde neo-intuïtionisme heeft de uiterste consequenties van zulk een zienswijze aangedurfd.