Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Hypertensie

betekenis & definitie

is verhoging van de arteriële bloeddruk. Een lichte tot matige, snel voorbijgaande stijging van de bloeddruk is normaal tijdens zware lichamelijke inspanning en bij hevige emoties.

Abnormaal is de verhoging als zij bijzonder groot is, te lang duurt of voortdurend bestaat ook als er geen factoren zijn, die normaliter de bloeddruk doen stijgen. Het is op grond van enkele metingen vaak moeilijk en soms onmogelijk om uit te maken of er al dan niet een lichte hypertensie bestaat; het grensgebied tussen normaal en ziekelijk is hier zeer breed en de arts moet, alvorens zich een oordeel te vormen, velerlei omstandigheden in aanmerking nemen (z bloeddruk).De betekenis van hypertensie wordt zowel onderschat als overschat. Onderschat, aangezien hypertensie veel en veel meer voorkomt dan men pleegt te veronderstellen. Volgens Amerikaanse statistieken berust 1 van de 4 sterfgevallen boven het 50ste jaar op gevolgen van de combinatie van hypertensie en arteriosclerose. Volgens een andere statistiek sterven er in de grote wereldsteden ongeveer evenveel mensen aan de gevolgen van genoemde combinatie als aan kanker en tuberculose tezamen. Zelfs in medische kringen wordt de betekenis dezer feiten nog maar nauwelijks beseft. Vaak beschouwt men de hypertensie voor een groot deel als een onvermijdelijk gevolg van het ouder worden, waartegen preventieve maatregelen toch niet zullen baten, zodat pogingen om in deze richting een onderzoek in te stellen nog maar heel zelden zijn gedaan.

Anderzijds is hypertensie een afwijking, waarmee men vaak vele jaren, ja soms tientallen van jaren, kan leven en werken zonder er veel van te bespeuren. In zekere zin wordt de betekenis van hypertensie dan ook overschat, in het bijzonder door patiënten, die van de dokter hebben gehoord dat hun bloeddruk te hoog is en die nu van familieleden en kennissen allerlei goed bedoelde, maar veelal onrustbarende en onpsychologische adviezen te verwerken krijgen. Maar al te vaak geeft dit aanleiding tof ongemotiveerde angst, die op zichzelf zeker geen gunstige invloed heeft op het niveau van de bloeddruk. Want hoewel het een feit is, dat een verhoogde bloeddruk extra arbeid vereist van het hart en de slagaderen aan groter slijtage blootstelt, dit geldt eveneens van andere omstandigheden (bijv. overgewicht, buitensporig roken en excessen op allerlei gebied), waarover men zich niet zoveel zorg pleegt te maken. Bovendien hangt het veel meer af van de kwaliteit van de hartspier en van de vaatwanden dan van de hoogte van de bloeddruk, of de hypertensie op den duur goed of minder goed zal worden verdragen. En verder is vooral van belang welke de oorzaak is van de bloeddrukverhoging. Want hypertensie is een symptoom dat op verschillende oorzaken kan berusten.

In de eerste plaats is hypertensie niet zelden het gevolg van de een of andere nierziekte (renale hypertensie). Dit geldt vooral voor ziekten die de beide nieren betreffen, zoals acute en chronische glomerulonephritis, chronische pyelonephritis, kystenieren enz. Veel minder vaak is hypertensie het gevolg van de ziekte van één nier, terwijl de andere nier gezond is; dit is bijv. wel eens het geval bij een pyelonephritische schrompelnier. Wordt deze toestand tijdig herkend, dan bestaat de mogelijkheid, door wegneming van de zieke nier de hypertensie te genezen. Doch zijn er eenmaal jaren verlopen, dan daalt de bloeddruk na zulk een operatie niet meer of slechts voor een korte tijd, hetgeen moet worden toegeschreven aan het feit, dat een langdurige bloeddrukverhoging in gezonde nieren bepaalde veranderingen pleegt te veroorzaken, die de hypertensie onderhouden.

Een andere — betrekkelijk zeldzame, maar toch wel belangrijke — oorzaak van hypertensie is de coartatio aortae of isthmusstenose, waarbij een aangeboren vernauwing bestaat in de aorta onder de aftakking van de slagaderen voor de armen en het hoofd. In hoofd en armen is de bloeddruk verhoogd, in buik en benen, die grotendeels langs collaterale wegen van bloed worden voorzien, is hij te laag. Is de vernauwing gering en zijn er niet tevens andere afwijkingen, dan is hiermee wel een hoge leeftijd te bereiken, maar een sterke vernauwing kan ernstige gevolgen hebben en de oorzaak worden van een vroegtijdige dood. Daarom is het van belang, dat de vernauwing thans in bepaalde gevallen kan worden opgeheven door een operatie, die liefst vóór het 20ste jaar dient te geschieden, zodat tijdige herkenning van de afwijking ten zeerste gewenst is.

Verder kan hypertensie berusten op aandoeningen van enkele klieren met inwendige afscheiding, in het bijzonder de bijnieren en de hypophysevoorkwab. Zo is hypertensie een van de verschijnselen van het syndroom van Cushing, dat berust op een overmatige functie van de bijniewcAorr, hetzij primair hetzij als gevolg van een basophiel adenoom van de hypophyse. Bepaalde gezwellen van het bijniermerg (phaeochromocytomen = geelbruin gekleurde gezwellen) produceren zeer veel adrenaline, dat soms bij vlagen wordt uitgestort in de bloedbaan, waardoor aanvallen van zeer sterke bloeddrukverhoging ontstaan, die aanleiding geven tot ernstige klachten en hoogst merkwaardige ziekteverschijnselen (paroxysmale hypertensie ; paroxysme = aanval). Dezelfde gezwellen veroorzaken ook wel eens een voortdurende bloeddrukverhoging zonder duidelijke aanvallen. Deze gezwellen zijn anatomisch bijna zonder uitzondering goedaardig, maar functioneel kunnen zij kwaadaardig worden doordat de hevige hypertensie-aanvallen op den duur noodlottig zijn. Verwijdering van het gezwel leidt tot volkomen genezing.

Ook de hypertensie ten gevolge van de zgn. zwangerschapsvergiftiging verdient een korte bespreking. Deze wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door stoffen, die onder bepaalde omstandigheden ontstaan in de moederkoek (placenta). Andere verschijnselen van deze zwangerschapsvergiftiging zijn eiwituitscheiding in de urine, de vorming van oedeem en in een later stadium eventueel eklampsie. Een streng zoutloos dieet is nodig en bijna altijd voldoende om ernstige gevolgen als eklampsie en dood van het kind te voorkomen. Na het einde der zwangerschap mag i.h.a. op genezing worden gerekend, tenzij de zwangerschapshypertensie was gesuperponeerd op een tevoren reeds bestaande chronische nierziekte met hypertensie; deze combinatie kan al betrekkelijk vroeg in de zwangerschap eklampsie veroorzaken en een blijvende vermindering van de nierfunctie teweegbrengen. De invloed van zwangerschap op een tevoren reeds bestaande hypertensie door andere oorzaken (met goede nierfunctie) is moeilijk te voorspellen; meestal verandert de bloeddruk niet belangrijk, maar soms loopt hij op en dan is er een verhoogde kans op eklampsie; in andere gevallen daarentegen daalt de bloeddruk, vooral tegen het eind van de zwangerschap.

Terwijl een slechte nierfunctie zwangerschap ongewenst maakt, geldt dit niet voor hypertensie met goede nierfunctie. Maar wel moet elke vrouw met hypertensie tijdens de zwangerschap een streng zoutloos dieet houden en onder geregelde medische controle blijven.

Hypertensie wordt een enkele maal veroorzaakt door een afwijking, die primair de hersendruk verhoogt, bijv. een hersenzwelling na ongevallen, een hersentumor of een hersenvliesontsteking. Met het wegnemen van de oorzaak wordt het bloeddrukpeil dan weer normaal.

Er is nog een hele reeks van oorzaken bekend zowel van voortdurende als van paroxysmale hypertensie, maar die zijn allemaal zeldzaam en een opsomming moet achterwege blijven. De grootste groep is echter nog niet genoemd; dat zijn nl. de gevallen van hypertensie, waarbij ondanks het nauwkeurigste onderzoek geen oorzakelijke orgaanafwijking en geen specifiek uitwendige oorzaak aantoonbaar is. Dit noemen wij essentiële, primaire, genuine of constitutionele hypertensie en wij nemen aan, dat deze zich ontwikkelt op de bodem van een dominant erfelijke aanleg, mede onder invloed van verschillende levensomstandigheden en psychologische factoren. Welke deze omstandigheden en factoren zijn is nog niet voldoende bekend; wellicht is dit individueel ook zeer verschillend. Wel zijn er aanwijzingen dat de jachtigheid en gespannenheid van het moderne bestaan er iets mee te maken hebben. Ook de leeftijd is van belang, want onder het 40ste jaar is essentiële hypertensie zeldzaam, terwijl de frequentie daarboven met de leeftijd toeneemt.

De voornaamste gevolgen van hypertensie zijn hartvergroting (z hartziekten) en vermeerderde slijtage der slagaderen. Maar in het algemeen verloopt de essentiële hypertensie zo langdurig en vele jaren, zelfs wel tientallen jaren soms zonder noemenswaardige klachten, dat men ook spreekt van benigne hypertensie (benigne = goedaardig). Toch zijn er niet weinig hypertensiepatiënten, die er veel last van hebben. Gedeeltelijk hangt dit samen met de versterkte hartswerking, die vooral bezwaarlijk wordt als zich arteriosclerose ontwikkelt in de kransslagaderen. Een veel voorkomende klacht is een kloppende hoofdpijn, waarmee de patiënt ontwaakt en die, als hij zich rustig houdt, in de loop van de dag verdwijnt. Vaak zijn er weinig kenmerkende klachten als oorsuizen, duizeligheid, vermoeidheid, slapeloosheid en dergelijke.

Het merendeel der hypertensiepatiënten wordt 60 jaar en ouder, hoewel zij gemiddeld niet zo oud worden als mensen met een normale of lage bloeddruk. De directe doodsoorzaken zijn deels onafhankelijk van de hypertensie (bijv. ongevallen, longontsteking, kanker); deels zijn het hartaandoeningen (door hypertensie+arteriosclerose); veel minder vaak een hersenbloeding en zeer zelden een te kort schieten van de nierfunctie (uraemie).

In enkele gevallen neemt de hypertensie — onverschillig waardoor zij primair is veroorzaakt — een kwaadaardig beloop: maligne hypertensie. Dit gebeurt vaker bij mannen dan bij vrouwen en vnl. op betrekkelijk jeugdige leeftijd (zelden boven het 50ste jaar). In deze gevallen, die gepaard gaan met een zeer hoge diastolische druk, met stoornissen van het gezichtsvermogen en een snel toenemende nierfunctiestoomis, is uraemie de belangrijkste doodsoorzaak. De beschadiging der kleine slagadertjes is hierbij zo sterk, dat op sommige plaatsen de vaatwanden afsterven (arteriolonecrose). Maligne hypertensie berust waarschijnlijk op een vicieuze cirkel: een snel ontstaande of snel toenemende hypertensie veroorzaakt nierafwijkingen, die de hypertensie verergeren enz.

Het verband tussen nierziekten en hypertensie heeft al vroeg de aandacht getrokken. Meer dan een eeuw geleden had Bright er reeds een vermoeden van, hetgeen werd bevestigd na de uitvinding van de bloeddrukmeter in 1896. Weldra werden er pogingen gedaan om proefondervindelijk hypertensie bij dieren te veroorzaken door de nieren op een of andere wijze te beschadigen. Dit is op verschillende manieren gelukt, maar het best en het meest constant op de wijze van de Amerikaan H. Goldblatt (1934), die zilveren klemmetjes aanbracht om de nierslagaderen van honden, waardoor deze vaten in elke gewenste mate konden worden vernauwd. Hierdoor ontstond een blijvende hypertensie van meer of minder ernstige aard, afhankelijk van de graad der vernauwing.

Door gedetailleerd onderzoek van deze experimentele renale hypertensie bij honden en andere dieren, alsmede van de gevolgen dezer hypertensie, bleek er tot in allerlei bijzonderheden een treffende overeenkomst te bestaan met de chronische hypertensie van de mens. En dit niet alleen met de hypertensie van mensen met nierziekten maar ook met de essentiële hypertensie. Zowel een benigne als een maligne beloop kon worden teweeggebracht. En hoewel de onderzoekers zich er van bewust zijn, dat een grote gelijkenis geen identiteit betekent, is de bestudering van de experimentele renale hypertensie buitengewoon nuttig gebleken voor het inzicht in allerlei problemen en o.a. ook voor de beoordeling van de waarde van allerlei geneeswijzen.

Op welke wijze een nieraandoening hypertensie veroorzaakt is intussen, ondanks de inspanning van talrijke onderzoekers, nog slechts ten dele bekend. Het staat vast dat de hypertensie berust op een vernauwing van alle kleine slagadertjes (arteriolae) in het hele gebied van de grote bloedsomloop, door verhoging van de spiertonus dezer slagadertjes. Eveneens staat het vast dat die vernauwing niet ontstaat door prikkels, welke via het zenuwstelsel verlopen. Er moeten chemische stoffen in het spel zijn, zgn.pressorische stoffen, die uit de nieren in het bloed komen.

In het bloedplasma komt een ferment voor, dat hypertensine onwerkzaam kan maken (hypertensinase) en dat vermoedelijk eveneens afkomstig is uit de nieren, hoewel de cellen van allerlei andere organen (vooral van het darmslijmvlies) er grote hoeveelheden van bevatten. De betekenis van hypertensinase is nog niet opgehelderd. Recente onderzoekingen hebben aanwijzingen opgeleverd, dat in de nieren onder bepaalde omstandigheden nog andere stoffen kunnen ontstaan, die invloed hebben op de bloeddruk; er zijn echter vooralsnog geen gronden om aan te nemen, dat dergelijke stoffen van belang zijn voor de renale hypertensie.

De behandeling van hypertensie hangt, zoals uit het bovenstaande is gebleken, in de eerste plaats af van de oorzaak, die men — zo mogelijk — zal wegnemen. Is dit niet mogelijk, dan rijst de vraag of de bloeddruk kan worden verlaagd buiten de oorzakelijke factor om. Er is een aantal middelen, waarmee men een hoge bloeddruk voor korte tijd belangrijk kan doen dalen; o.a. vanwege de vluchtige werking hebben deze middelen echter geen waarde voor de behandeling; zij worden alleen gebruikt om na te gaan in hoever de hypertensie reversibel is dan wel „gefixeerd”. Er zijn maar weinig middelen om een chronische hypertensie langdurig te verlagen. Sommige zijn zo giftig (bijv. natriumthiocyanaat) dat de toepassing nauwelijks ooit raadzaam is; enkele andere (recente) zijn nog niet voldoende onderzocht. Echter moet worden vastgesteld, dat de talloze specialité’s, die volgens de reclame bloeddrukverlagend zouden werken, bij een deskundig, critisch onderzoek tot dusver deze werking steeds bleken te missen.

Met geneesmiddelen is dan ook vooralsnog weinig of geen invloed uit te oefenen op het niveau van de bloeddruk. Bovendien is het waarschijnlijk, dat de hoge bloeddruk menigmaal nodig is om bepaalde weerstanden in het bloedvaatstelsel te overwinnen en dat een bloeddrukdaling zonder opheffing van die weerstanden een vermindering van de bloedstroom in de gebieden met grote weerstand tot gevolg heeft, hetgeen niet bepaald gunstig is. De behandeling van hypertensie moet derhalve voor een belangrijk deel symptomatisch zijn, d.w.z. gericht tegen de klachten. En een behandeling van mensen met hypertensie zonder klachten heeft, bij de huidige stand der mogelijkheden, in vele gevallen weinig zin. Er zijn echter algemene regels, die voor elkeen nuttig zijn, maar die bij hypertensie bijzondere aandacht verdienen: matigheid in alles, regelmatige afwisseling van arbeid en ontspanning, zorg voor een goede slaap, vermijding (zoveel doenlijk) van conflicten en zorgen, bestrijding van vetzucht en dergelijke. Vaak moet en kan ongemotiveerde angst worden weggenomen of een advies worden gegeven in psychische moeilijkheden.

Menigmaal blijkt een ondoelmatige levenswijze met enige goede wil wel te verbeteren. Bij ernstige hypertensie heeft een streng zoutloos dieet vaak een zeer goede invloed, ook als de bloeddruk er niet door daalt, wat soms wel gebeurt. Bij hypertensie met stoornissen in de hartswerking, bij zwangerschapshypertensie, bij hypertensie met intensieve hoofdpijn en in enige andere omstandigheden is dit het beste middel. Maar het dieet moet werkelijk streng zoutloos zijn en dat is moeilijker dan men veelal denkt; regelmatige medische controle is, vooral in het begin, onontbeerlijk. De laatste jaren is vooral in Amerika veel propaganda gemaakt voor het rijst-vruchten-suiker-dieet van Kempner; dit werkt vnl. doordat het zo uiterst weinig zout bevat. Soms heeft het nog andere voordelen, maar in de regel verdient een ruimer, afwisselender zoutloos dieet de voorkeur.

Ten slotte nog een enkele woord over de behandeling van hypertensie met operaties aan het sympathische zenuwstelsel (uitgebreide sympathectomie). Dit zijn ingrijpende operaties, die in bepaalde, zorgvuldig uitgezochte gevallen ongetwijfeld nuttig zijn. Maar de nadelen zijn niet gering (o.a. orthostatische hypotensie, Z bloeddruk) en aangezien met een goed dieet en andere conservatieve maatregelen meestal een even goed resultaat is te bereiken, bestaat er slechts bij uitzondering behoefte aan. De sympathectomie brengt soms grote verbetering, maar genezing is er niet van te verwachten. Gelukkig is er een redelijke hoop, dat middelen zullen worden gevonden, die dergelijke ingrepen overbodig maken.

DR H. J. VIERSMA

Lit.: A. M. Fishberg, Hypertension and Nephritis (4de dr., London 1939) ; J. Groen en M. Wittop Koning, Dieetrecepten. Handleiding voor het zoutarme dieet (3de dr., Rotterdam 1941); I.

H. Page, Hypertension, a Manuel for Patients (Springfield, Illinois 1943); W. Goldring en H. Ch a sis, Hypertension and Hypertensive Disease (New York 1944); H. J. Viersma, De behandeling van hypertensie met zoutloos dieet en met uitdrijving van keukenzout (Amsterdam 1945); W.

Goldring e.a., Experimental Hypertension (New York 1946); H. Goldblatt, The Rénal Origin of Hypertension (Springfield, Illinois 1948); I. H. Page en A. G. Gorcoran, Arterial Hypertension (2de dr., Chicago 1949) , H.

J. Viersma, De behandeling van hypertensie met zoutloos dieet. Aanwinsten op diagnostisch en therapeutisch gebied (2de serie I, 1950), blz. 183-206.

< >