noemt men een groep in de natuur voorkomende geelbruin tot zwarte amorphe stoffen, die gevormd zijn uit vergane plantenresten. Vermoedelijk zijn zij ontstaan door oxydatie van afbraakproducten van het lignine der planten.
Humuszuren zijn natuurlijke oxycarbonzuren, die waterstofionen afsplitsen en zouten kunnen vormen. Deze, humaten genaamd kunnen hun base uitwisselen tegen die van andere zouten.De humuszuren zijn in de natuur zeer algemeen. In bosgrond komen zij steeds voor. Verder vormen zij de grondsubstantie van veen (turf) en bruinkool. Turf en bruinkool zijn beide op te vatten als min of meer ingedroogde gelen van humuszuur, w.i. plantenresten zijn gesuspendeerd.
In laagveen komen soms lagen voor, meest enkele mm, bij uitzondering een dm dik, die uitsluitend bestaan uit humuszuurgel, verontreinigd met zouten uit het grondwater. Deze geleiachtige massa’s, welke voor ca 90 pet uit water bestaan, noemt men doppleriet (naar Doppler, welke de eerste beschrijving er van gaf). De gele kleur van veenwater is te wijten aan opgeloste humuszuren (fulvozuren), de aanwezigheid hiervan verklaart tevens het zure karakter van veenwater.
Nauw verwant aan de humuszuren zijn de humusstoffen, zwart van kleur, die noch in water, alkohol, phenol, noch in alkali oplossen en bovendien, in tegenstelling tot de humuszuren, geen base-uitwisseling vertonen. De belangrijkheid van humusstoffen is gelegen in het feit, dat zij de grondsubstantie van de steenkool vormen.
Lit.: Sven Odén, Kolloidchem. Beihefte n (1919), pag. 75260; D. J. W. Kreulen, Elements of Coalchemistry (’s-Gravenhage 1948).