Over de oorsprong van het woord heks bestaat geen zekerheid. Vast staat, dat de naam eerst betrekkelijk laat gemeengoed is geworden en dat men in de tijd van de grote heksenvervolgingen vele andere namen heeft gebruikt, die van land tot land verschilden.
In het Nederlandse taalgebied sprak men vooral van tovenaars en tovenaressen of ook wel van vijandinnen van God en de mensen, in West-Duitsland van Druden (mann: Drudner).De heksenvervolgingen woedden het felst van ca 1500-1700; zij eisten in West- en Midden-Europa naar schatting een millioen mensenlevens; er werden tien maal zoveel vrouwen als mannen ter dood gebracht; ongeveer tweederde van hen was R.K., een derde Protestant. De vonnissen werden in de regel door wereldlijke gerechtshoven geveld.
Naar het oordeel van tijdgenoten werd Duitsland het zwaarst geteisterd van alle landen. De Noordelijke Nederlanden namen een uitzonderingspositie in, daar zij reeds van 1600 af de heksenprocessen radicaal onderdrukten. De Zuidelijke Nederlanden, onder de Spaanse heerschappij, leden wel onder heksenvervolgingen, doch zij namen daar toch niet een zo grote omvang aan als bijv. in Frankrijk. In Engeland breidden zij zich onder de heerschappij van Cromwell sterker uit dan ooit tevoren in dat land. Noord-Italië leed veel erger onder deze plaag dan Zuid-Italië. In Spanje verbood de inquisitie alle heksenprocessen, toen die daar, naar het voorbeeld van andere landen, begonnen op te komen.
De Spaanse inquisitie — in tegenstelling tot de pauselijke inquisitie — hield vast aan de overlevering van de Kerk, die reeds in de vroege middeleeuwen bepaalde opvattingen van de heksenvervolgers als bijgelovig, ja zelfs ketters, had verworpen. De geestelijke en wereldlijke heksenvervolgers in de andere landen gaven een eigen uitleg aan de oude opvattingen en verordeningen van de kerk.
Men vindt in de eigenlijke heksenprocessen, die in de tijd van de Reformatie hebben plaats gehad, veel waandenkbeelden terug, die in de vroegere incidentele vervolgingen reeds een rol hadden gespeeld. Nieuw was echter, dat deze waandenkbeelden alle gecombineerd en in een uniform systeem gebracht werden. Dit systeem kan in de volgende punten worden samengevat:
Er bestaat een over de gehele wereld verbreid verbond van ontelbare slechte mensen met de Duivel; het zijn mannen en vrouwen, eenvoudige lieden en hooggeplaatste personen, daaronder ook geestelijken en vorsten. Het verbond neemt in omvang en gevaarlijkheid voortdurend toe. Vrouwen zijn onder de verbondenen verre in de meerderheid. De verbondenen beloven plechtig zoveel schade, ongeluk en verderf te veroorzaken als zij kunnen, en worden hiertoe door de Duivel met toverkracht begiftigd.
Een persoonlijk voordeel hebben heksen en tovenaars daarvan niet, zij handelen enkel en alleen uit lust tot het kwaad. Zij worden in hun doen en laten door de Satan gecontroleerd en zij worden aangespoord tot hun daden op de nachtelijke bijeenkomsten, de heksensabbaths.
Talrijke oorden, waar zulke samenkomsten plaats vonden, worden in de dossiers der processen genoemd. Een van de vele is de Broeken in de Harz. In Nederland wordt o.a. een dergelijke plaats aangeduid als de „bleeke bij Amersfoort”. Ook is de Walpurgisnacht (1 Mei) niet de enige nacht voor deze samenkomsten, men komt veel vaker bijeen voor deze duivelse orgiën. Bij het heksenproces worden alle geldende bepalingen van het wereldlijke en het kerkelijke recht, die dienen tot bescherming van de beklaagde tegen onrechtmatige beschuldigingen, buiten werking gesteld en met alle middelen tracht men bekentenissen af te dwingen. De beklaagde wordt er vooral toe gebracht, medeschuldigen te noemen.
Het is kenmerkend voor het heksenproces, dat het, beginnend met enkele beschuldigden, steeds nieuwe aangeklaagden in de kring van het noodlot trekt en verderfbrengend steeds verder om zich heen grijpt. De bekentenissen worden meestal door een ongeremd gebruik van folteringen verkregen. Maar men bereikte ook zonder deze dwangmiddelen vele zelfbeschuldigingen. Bij de heksenprocessen in Engeland en in Amerika werd de tortuur officieel niet gebruikt. Daar werden de veroordeelden ook niet verbrand, maar opgehangen.
Als voorstanders van de heksenprocessen hebben vooral de volgende schrijvers bekendheid verworven: Institoris en Sprenger, die in hun Hexenhammer (Malleus maleficarum), verschenen in 1487, het systeem van de vervolgers — dat vóór hen reeds door anderen was uitgewerkt —samenvatten en completeren, en daarin aanwijzingen geven voor processen. Paus Innocentius VIII sanctionneerde door zijn bul Summi desiderantes dit werk voor de Westduitse bisdommen. Verder moet genoemd worden de Disquisitiones van de Jezuïet M. A. Del Rio, verschenen in Leuven in 1559. Daaraan kunnen worden toegevoegd als voorstanders van de heksenprocessen van Protestantse zijde koning Jacobus I van Engeland met zijn Demonologia en de even invloedrijke als noodlottige hoogleraar in het strafrecht Carpzov* te Leipzig.
Als bestrijders van de heksenprocessen hebben zich grote verdienste verworven: de Protestantse arts Johannes Wier, geboren te Grave in Brabant, met zijn toenmaals beroemde boek De praestigiis demonum (Bazel 1563); de R.K. geestelijke Cornelis Loos, geboren te Gouda; de Duitse Jezuïeten Laymann, Tanner en Spee. De in 1631 verschenen Cautio criminalis van de laatste heeft grote invloed gehad. De Protestantse rechtsgeleerde Christian Thomasius te Halle (gest. 1728) was het als enige in de rij van deze moedige strijders beschoren, de uiteindelijke zege in de strijd tegen de heksenprocessen mee te maken.
De vroegtijdige afschaffing van de heksenprocessen in Nederland ca 1600 hangt klaarblijkelijk nauw samen met de ontwikkeling van de rechtswetenschap aan de Universiteit te Leiden. Van de hoogleraar Tuining aldaar is een leerdicht bewaard gebleven dat tot lichtvaardige en blinde heksenrechters is gericht. Onder de talrijke belangrijke leerlingen van Tuining hebben zich Van Heemskerk en Jacob Cats op overeenkomstige wijze uitgelaten, de laatste o.a. als verdediger van een van de laatste in Nederland aangeklaagde vrouwen. Toen de Amsterdamse predikant Balthasar Bekker in 1691 zijn beroemde boek De Betooverde Weerelt uitgaf, waarin het geloof in heksen en tovenaars werd bestreden, was in Nederland reeds in honderd jaar geen heks meer veroordeeld.
PROF. DR K. BASCHWITZ
Lit.: I. Scheltema, Gesch. der heksenprocessen (Haarlem 1828); K. Baschwitz, De strijd met de duivel (Amsterdam 1948); Soldau-Heppe-Bauer, Geschichte der Hexenprozesse (München 1912); Marg. A. Murray, The Witchcult in Western Europe (Oxford 1921); Materials towards the History of Witchcraft, ed. by A. E.
Howland and H. C. Lea, 3 dln (Oxford 1939); R. Trevor-Davies, Four Centuries of Witch Beliefs (1947).