(of Hamah), een oude Hittitische stad in de republiek Syrië, gelegen op 35° 10' N.Br. en 36° 45' O.L.v.Gr. aan de spoorweg van Aleppo naar Damascus aan weerszijden van de Orontes (Nahr-el-Asi), in een vruchtbaar dal. De stad is door muren omgeven, heeft tal van moskeeën en de oude irrigatiewerken dateren uit de 14de eeuw.
Het aantal inw. bedraagt (1943) 71 391, o.w. enkele duizenden Christenen, de overigen Mohammedanen. Hama is beroemd om zijn wol-, katoenen zijdeweverijen, die evenwel sterk onder Europese concurrentie te lijden hadden en men vervaardigt er veel Arabische mantels. Deze stad is het oude Hamath, Emath of Amatha, dat door de Phoeniciërs gesticht en later door de Assyriërs (Salmanassar III) werd bezet. Toen de Israëlietische Tien Stammen uit Palestina waren weggevoerd, werden kolonisten uit Hama daarheen gezonden (2 Kon. 17 : 24). In het Grieks-Macedonische tijdperk ontving de stad de naam Epiphaneia. Zij viel in 638 tegelijk met geheel Syrië in de macht der Arabieren. De kruisvaarders hadden de stad van 1115-1187 in handen. In de 14de eeuw bloeide de stad onder het bewind van prins Aboel Fida, een beroemd Arabisch geograaf.