Spaans dichter (Sevilla 1518?-Los Angeles 1554?), diende als soldaat in Spanje, Italië en Duitsland tussen 1542 en 1547. Ca 1547 vertrok hij naar Mexico, kwam terug naar Sevilla en reisde ten slotte weer naar Mexico.
Hij behoorde tot de dichters van de italianiserende school, Boscán en Garcilaso. Lange tijd dankte hij zijn reputatie uitsluitend aan het vermaarde madrigaal Ojos claros, serenos, een van de mooiste gedichten van de Spaanse letterkunde, dat in bijna elke bloemlezing van oudere poëzie opgenomen is. Cetina heeft veel vertalingen gemaakt van Petrarca, Ariosto en Ausias March. Hij schreef elf canciones, zeventien epistolas (in „tercetos”) en vijf madrigalen.
Vooral zijn sonnetten (244 in totaal) worden zeer geprezen. Hij schreef ook enkele prozafragmenten, zoals de Dialogo entre la cabeza y la gorra (samenspraak tussen het hoofd en de pet).Bibl. Teksten: Obras, ed. J. Hazanas y la Rúa, 2 dln (Sevilla 1895).
Lit.: P. Savj-López, Un petrarchista spagnuolo (Trani 1896); A. M. Withers, The sources of the Poetry of G. de C. (Philadelphia 1923).