abbé, Frans dichter (Fontenay 1639 - Parijs 27 Juni 1720), vergezelde de gezant van Lodewijk XIV naar Polen, werd echter niet de vertegenwoordiger van Polen aan het Franse hof, verwierf de gunst van de hertog van Vendôme en daarmee enige geestelijke bedieningen en bracht zijn dagen door met het vervaardigen van gedichten, lichte, vaak eenvoudige en geestige poëzie, ook nog toen hij blind geworden was. Hij hoort tot de kring der 17de-eeuwse epicuristen en libertijnen.
Volgens Sainte-Beuve zijn zijn beste gedichten: Fontenay, La retraite', Mon portrait' La goutte en La mort.Bibl.: Poésies de Ch. et de La Fare (Amsterdam 1724, herdr. La Haye 1731); Œuvres, gepubl. door C. H. Lefebvre de Saint Marc (Paris 1750); Œuvres, gep. d.
Fouquet (Paris 1774); Lettres inédites, gep. d. R. de Bérenger (Paris 1850) ; Bloemlezing uit zijn gedichten in: F. Lachèvre, Disciples et successeurs de Théophile de Viau (Paris 1924).
Lit.: C. A. de Sainte-Beuve, Premiers Lundis (I874-’75), dl I; F. Schwarzkopf, Coulanges, Ch. und La Fare, drei Repräsentanten der lyrischen Gesellschaftsdichtung unter Ludwig XIV (Leipzig 1908); J. C.
Niel, L’Edition princeps des Poésies de l'abbé de Ch. et du marquis de La Fare, in: Rev. Bleue 1931 en 1932-