(Latijn Graecia magna) heette in de Oudheid het gedeelte van Zuid-Italie, dat vnl. gedurende de 8ste eeuw v. Chr. door Griekse kolonisten was bezet.
Meestal bedoelt men er mede de koloniën, die aan de Golf van Tarente lagen: Tarente, Metapontum, Herakleia, Sybaris, Kroton, Rhegion. Later ook de steden aan de westkust, zoals Neapolis, Cymae, Poseidonia (Paestum) enz.; gedeeltelijk waren zij door Dorische staten (Tarente bijv. door Sparta), gedeeltelijk door Ioniërs van Euboea (Cymae door Chalcis) en bewoners van Midden-Griekenland (Sybaris door Achaeërs) gesticht. Sommige kolonies bereikten een hoge bloei. Griekse kunst vierde er hoogtij, gelijk blijkt uit de ruïnes en vondsten; in Kroton vond de wijsgeer Pythagoras* vele aanhangers. Na 270 v. Chr. kwam Groot-Griekenland onder Romeinse heerschappij.Lit.: Lenormant, La grande Grèce (2de dr., 3 dln, 1882-1884); Ettore Pais, Storia della Sicilia e della Magna Grecia (1894).