baron, graaf van Athlone, vrijheer van Amerongen, heer van Ginkel enz. (Amerongen 4 Juni 1644 - Utrecht 11 Febr. 1703), trad reeds vroeg in Nederlandse krijgsdienst en was in 1658 ritmeester, in 1665 kolonel, in 1675 commissaris-generaal der cavalerie. Als luitenant-generaal vergezelde hij prins Willem III naar Engeland en daarna naar Ierland, waar hij aan de Boyne medestreed.
De koning benoemde hem bij zijn vertrek tot opperbevelhebber van het Hollands-Engelse leger in Ierland. In de veldtocht van 1691 verwierf hij zich daar grote verdienste. Hij veroverde met grote bekwaamheid en veel energie Ballymore, Athlone en ten slotte Limerick, de laatste schuilplaats der Frans-Ierse troepen, die Jacobus’ zaak verdedigden. Voor deze overwinningen werd hij in Engeland buitengewoon geëerd en door Willem III verheven tot baron van Aughrim en graaf van Athlone. In 1693 streed hij als generaal der cavalerie bij Neerwinden en had een groot aandeel aan de strijd in dat en volgende jaren. In het begin van de Spaanse Successie-oorlog redde hij door een snelle terugtocht het Staatse leger in het Kleefse en de vesting Nijmegen. In 1702 werd hij tot veldmaarschalk benoemd, maar hij overleed kort daarna.Lit.: Dict. of Nat. Biogr. VII (London 1908); N. Ned. Biogr. Wdb.
III (Leiden 1914); naast de daar genoemde lit. nog: Journalen van Const. Huygens den zoon, 3 dln (Utrecht 1876-81), met 2 dln registers (Amsterdam 1906-15); F. J. L. Krämer, Arch. de la maison d’Orange-Nassau, 3e serie, 3 dln (Leyde 1907-1909); N. Japikse, Correspondentie v.
Willem III en H. W. Bentinck, 5 dln (’s-Gravenhage 1927-37); B. v. ‘t Hoff, Het Archief v. Anth. Heinsius (’s-Gravenhage 1950).