is de naam van een familie van leptosporangiate varens met 81 soorten in de tropen, subtropen, ook nog in de gematigde streken, meest op het zuidelijk halfrond. Meestal hebben zij een kruipend, dichotoom rhizoom.
De sori zitten aan de onderkant der bladeren op de nerven, hebben geen indusium en tellen meest slechts 2-8 sporangiën. Deze vertonen een aequatoriale ring en springen met een lengtespleet open. Op 2 na behoren alle soorten tot het geslacht Gleichenia Smith., Gaffelvaren geheten wegens de meestal vorksgewijs vertakte, klimmende bladeren. Bekende soorten van Indonesië zijn bijv.: G. vulcanica BI., op onvruchtbaar, steenachtig terrein boven 2400 m op verschillende vulkanen te vinden, vaak in gezelschap van het Javaanse Edelweiss, Anaphalis javanica Sch.Bip.; G. linearis Clarke (syn. G. dichotoma Hook.), met 2- tot meermalen gaffelvormig vertakte bladeren, een tot 6 m hoog, overhangend of klimmend, zeer veranderlijk kruid, dat van de laagvlakte tot de alpine bergstreken vaak in grote hoeveelheid zeer dichte wildernissen vormt, e.a.
