is in Nederland een lichaam, dat krachtens de gezondheidswet van 1919 tot voorlichting van de regering bij haar bemoeiingen met de volksgezondheid is ingesteld. De raad bestaat deels uit hoofdambtenaren, deels uit, tot het lidmaatschap uitgenodigde, deskundigen.
De werkzaamheden geschieden in commissies, gevormd door de voorzitter. Een zodanige, gedurende de oorlogsjaren ingestelde commissie is de Voedingsraad. Een commissie voor de volkshuisvesting is ingesteld, toen na opheffing van de woningraad diens functies aan de Gezondheidsraad waren opgedragen. Alle wetten en bepalingen op het gebied der volksgezondheid worden aan het oordeel van de raad onderworpen.
Deze wijst de regering op gevaren, die de volksgezondheid bedreigen en op de middelen, die aangewend kunnen worden om gevaren af te wenden. De raad doet verder zelfstandige onderzoekingen. De voorzitter houdt voortdurend contact met de Office international d’Hygiène publique te Parijs en de Gezondheidsorganisatie der Verenigde Naties (World Health-Organisation). Deze internationale samenwerking heeft overeenstemming gebracht ten aanzien van de maatregelen tegen de uitbreiding van besmettelijke ziekten over de landsgrenzen.
De Gezondheidsraad beschikt verder over een uitgebreide bibliotheek op het gebied der hygiëne en de voorzitter geeft een maandblad uit met de naam Verslagen en mededelingen betreffende de Volksgezondheid (z volksgezondheid).