kanunnik en sterrenkundige (Charleroi 17 Juli 1894), sedert 1927 hoogleraar aan de universiteit te Leuven. Zijn werk ligt geheel op theoretisch gebied, speciaal op dat van de relativiteitstheorie en de theorie van het uitdijende heelal.
In 1927 ontdekte hij, onafhankelijk van Friedmann, die dergelijke oplossingen reeds in 1922 gevonden had, een nieuwe oplossing van de veld-vergelijking van het heelal en hij was de eerste om de astronomische interpretaties te ontwikkelen, die later tot zeer belangrijke nieuwe inzichten in de ontwikkeling van het heelal leidden. Tevens deed hij onderzoekingen over de zgn. kosmische stralen. Hij promoveerde in 1920 te Leuven en nogmaals in 1927 te Cambridge (Mass.). In 1935 werd hij ere-doctor van McGill University, terwijl hem in 1934 de bekende Belgische „prix Francqui” werd toegekend.Lit.: Bibliographie académique de Louvain VI (1914-’34), p. 307; Annuario pontifie. Accad. Scienza I, 1936-’37, p. 491-493.