(1) Frans geschiedschrijver (kasteel Villehardouin, bij Bar-sur-Aube, ca 1160-in Thracië, 1212), voerde sinds 1191 de titel van „maréchal de Champagne” en vatte in 1199 met zijn heer Thibaut III van Champagne het plan op om naar het Heilige Land te trekken. Hij nam deel aan de bestorming van Constantinopel en verbleef tot zijn dood in het Latijnse Keizerrijk.
Op grond van zijn militaire en politieke verdiensten werd hij begiftigd met de titel van „grand maréchal de Roumanie”. Deze strenge en ernstige krijgsman, diplomaat en redenaar, schreef het eerste belangrijke Oudfranse geschiedwerk in proza, La Conquête de Constantinople, waarvan de eenvoudige en duidelijke stijl aan de chansons de geste herinnert. Het eigenlijke doel was het beleid van de vierde Kruistocht te verdedigen. Villehardouin, die in nauw contact stond met de hoofdleiders en uitstekend geïnformeerd was, geeft in zijn werk alleen de grote lijnen aan van het verloop van de tocht en wordt op gelukkige wijze aangevuld door de Estoire de chiaus qui conquisent Constantinople van Robert de Clari, die meer op bijzonderheden ingaat.PROF. DR L. KUKENHEIM EZN
Bibl.: uitg. met vert. in modern Fr. d. N. de Wailly (1872, meerm. herdr.), d. E. Bouchet (1891) en d. E. Faral (1938-1939, Glass. de l'Hist. de Fr., 18-19); uittreksels o.a. in G.
Paris en A. Jeanroy, Extraits des Chroniqueurs fr. (16de dr., 1932) en in A. Pauphilet en E. Pognon, Historiens et Chroniqueurs du M.-A. (1938, 2de vermeerd. dr. 1952).
Lit.: Jean Longnon, Recherches sur la vie de G. de V. (Paris 1939, Bibl. Ecole des H. Etudes, fase. 276); E. Faral, Inl. v. z. uitg. v. V.; Sainte-Beuve, G. de V., Causeries du Lundi, 3de uitg., t. IX (1886); A.
Pauphilet, Robert de Clari et V., Mélanges A. Jeanroy (1928); E. Faral, G. de V., la question de sa sincérité, Rev. hist. t. 177 (1936); Jean Frappier, Les discours dans la Chron. de V., in: Mélanges M. Roques (1946).
(2) prins van Achaia of Morea (gest. 1218), oomzegger van de vorige, veroverde na de stichting van het Latijnse Keizerrijk, te zamen met de eveneens uit Champagne afkomstige Guillaume de Champlitte, aan het hoofd van enkele honderden ruiters in de jaren 1205-1207 het grootste gedeelte van de Peloponnesus (Achaia of Morea).
De eerste vorst van het nieuwe gebied werd Guillaume de Champlitte. Na de dood van Guillaume en van diens neef Hugue in 1209, werd Geoffroy regent, en in 1210 prins van Achaia. Hij zette de verovering van het schiereiland voort, tot in 1212 aan de Grieken slechts het uiterste Z.O. overbleef, en wist de inheemse bevolking met zijn bewind te verzoenen. Het Huis van Villehardouin heeft tot 1307 over Achaia (tot 1267 leen van de Latijnse keizer van Constantinopel, daarna van Napels) geregeerd, met Geoffroy I (1209/10-’18), diens zoons Geoffroy II (1218-1245) en Guillaume (i245-’78) en de dochter van de laatste, Isabelle (1278-1307), die van 1289-’97 gehuwd was met Floris van Avesnes, broeder van de graaf van Henegouwen en Holland, Jan II.
Lit.: Chronique de Morée, 1204-1305, uitg. J. Longnon (1911: Soc. de l'hist. de France); J. R. Rodd, The Princes of Achaia and the Chronicles of Morea (2 dln, 1907); W. Miller, The Latins in the Levant (1908); N. lor ga, France de Constantinople et de Morée (1935) ; J. Longnon, Les Français d’Outre-Mer au Moyen Age (1929); Idem, L’empire latin de Constantinople et la principauté de Morée (1949).