Provençaals troubadour, moet ongeveer tussen 1185 en 1220 gewerkt hebben. Zijn bijnaam faidit betekende „in de ban gedaan” en had in het bijzonder betrekking op de secte der Albigensers.
Het is dus waarschijnlijk dat hij hiertoe behoord heeft. Gaucelm werd geboren te Uzerche in het Limousin en is later een van de vruchtbaarste dichters van het hof van Marie de Ventadour geworden. Hij heeft ook met Boniface de Monderrat deelgenomen aan de 4de kruistocht (1202) en was gelieerd met Richard Leeuwenhart, over wiens dood hij een beroemde plank (klaagzang) maakte. Behalve deze klaagzang kennen wij nog van Gaucelm een vijftigtal liefdeszangen, een tiental partimens (versdialogen over gevallen van liefdescasuïstiek) en een cobla. Een aantal er van schreef hij in het Latijnse Rijk van Constantinopel, dat hij mede veroverd had (1202).PROF. DR M. VALKHOFF
Bibl. en uitgaven: zie A. Jeanroy, La poésie lyrique des troubadours (Toulouse, Paris 1934), I, p. 370.