is de bepaling van de bestanddelen van een gasmengsel. In het algemeen berust deze er op, dat men een hoeveelheid gasmengsel, afgemeten met een gasburet, een gegradueerde buis met kraan en van onderen verbonden met een niveaubuis als communicerend vat, achtereenvolgens overperst in vaten (gaspipet) waarin zich telkens een stof bevindt, die één van de bestanddelen bindt.
De volumevermindering na iedere behandeling geeft dan de hoeveelheid aan van het desbetreffende gas. Zo bepaalt men koolzuur, zware koolwaterstoffen en zuurstof, bijv. in lichtgas met resp. sterke loog, sterk (rokend) zwavelzuur en staafjes phosphor. De bepaling van waterstof, methaan en stikstof gebeurt door het resterende gasmengsel te mengen met een bekende hoeveelheid lucht en vervolgens dit mengsel door een electrische vonk tot ontploffing te brengen. De volumeverandering ten gevolge van de vorming van water te zamen met de gevormde hoeveelheid koolzuur, die weer met loog wordt bepaald, stellen in staat het gehalte aan de genoemde bestanddelen te bepalen.