(uitspraak: foestanéla), nationale mannendracht der Grieken in de provincies ten N. van de Golf van Korinthe en in de Peloponnesus (op de eilanden dragen de mannen een broek, kort of lang, wijd of nauw, wraka genoemd). Etymologie: katoen van Fostat, een voorstad van Cairo waar deze stof gemaakt werd.
De dracht bestaat uit een bijzonder wijde witte korte rok, schuin geknipt. Witte lange kousen komen tot de lies, aan de voeten dragen zij lage schoenen met grote rode pompoenen. Een wijd hemd, dat de hals en de armen vrij laat, wordt bijeengehouden door een zware leren gordel. Een kort blauw wollen vest, open op de borst, wordt met gouddraad geborduurd.
In de Onafhankelijkheidsoorlog (18211830) beroemd geworden door de dapperheid en de snelheid der soldaten, werd de fustanella het hofcostuum in het paleis van koning Otto (1833- 1862).