Duits anatoom en patholoog (Fürth 20 Juli 1809 - Göttingen 13 Mei 1885), werd in 1840 te Zürich professor in de anatomie, later ook in de Physiologie, in 1844 professor te Heidelberg en in 1852 te Göttingen. Hij was een zeer goed anatoom, bestudeerde vooral de epitheliën van het darmkanaal, het hoornvlies, en het endotheel der bloedvaten.
De lis van Henle in de nier is naar hem genoemd. Hij verdedigde krachtig en duidelijk de parasitaire aard der besmettelijke ziekten, vóór de ontdekking der bacteriën, in zijn artikel: Ueber Miasmen und Contagien ('in: Pathologische Untersuchungen, 1840; herdr. d. F. Marchand in Sudhoff’s Klassiker III, 1910).Bibl.: Allgemeine Anatomie (Leipzig 1841); Handbuch der rationellen Pathologie (Braunschweig 1843).
Lit.: F. Merkel, H. (Braunschweig 1891); V. Robinson, H. (New York 1912).