Frans componist (Rouaan 16 Dec. 1775-Jarcy bij Parijs 8 Oct. 1834), ontving als koorknaap te Rouaan muzieklessen van de organist Broche. Op zijn 18de jaar debuteerde hij in Rouaan als componist van een opera op tekst van zijn vader.
Het plaatselijk succes hiervan en van een tweede opera in 1795 spoorde hem aan om zijn geluk in Parijs te beproeven, waar hij ten huize van de pianofabrikant Erard met de grote meesters van zijn tijd (Mehul, Cherubini) in contact kwam. Met wisselend succes werden de opera’s, die hij schreef, uitgevoerd. Een ongelukkig huwelijk noopte hem uit te wijken naar St Petersburg, waar hij van 1803-’10 verbleef en tot hofcomponist benoemd werd. Een groot succes behaalde hij met de na zijn terugkeer in Parijs gecomponeerde opera Jean de Paris. In 1817 werd hij benoemd tot leraar aan het conservatorium. Ook Le chaperon rouge (1818) en vooral La dame blanche (1825) behaalden groot succes, maar toen zijn Deux Nuits in 1829 slechts een succes d’estime verwierf, gaf hij de compositorische arbeid op. Zijn laatste levensjaren werd hij door geldzorgen gekweld.Van zijn talrijke overige opera’s verdient alleen nog een jeugdwerk, Le calife de Bagdad (1800) vermelding. Zijn werken voor klavier, harp en zijn liederen zijn in vergetelheid geraakt.
Lit.: A. Pougin, B., sa vie et ses oeuvres (1875); F. Augé de Lassus, B. (Paris 1908).