graaf, Spaans generaal en staatsman (i Febr. 1876 - San Sebastian 3 Aug. 1944), diende als jong officier op Cuba en streed in de Spaans-Amerikaanse oorlog. Later was hij leraar aan de Hogere Krijgsschool.
Met de militaire dictator Primo de Rivera werkte hij nauw samen. In 1928 werd hij Hoge Commissaris in Spaans Marokko. Na de uitroeping der Republiek (1931) zettende nieuwe machthebbers hem gevangen. Toen in 1936 Franco zijn opstand begon, sloot Jordana zich bij hem aan. Hij bekleedde tal van hoge functies in de nationalistische regering. In 1938 werd hij minister van Buitenlandse Zaken en vicepresident, in 1939 voorzitter van de Raad van State.
In Sept. 1942 werd hij, als opvolger van Suner, wederom minister van Buitenlandse Zaken. Zijn politiek was er op gericht, Spanje van een de As-mogendheden— wier geluksster begon te tanen — toegedane non-belligerentie terug te voeren naar een zuivere neutraliteit. In Apr. 1943 richtte hij een vredesoproep tot de oorlogvoerenden, maar deze werd bij monde van Cordell Hull, verworpen door de Geallieerden, die bij hun eis tot onvoorwaardelijke overgave bleven.