Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Francis thompson

betekenis & definitie

Engels dichter (Preston 18 Dec. 1859 - Londen 13 Nov. 1907), stamde uit een keurig gezin, maar' toen hij in 1885 naar Londen kwam ontwortelde deze Katholieke jongeman, „zwak van wil, maar sterk in het geloof”, in een ongeregeld straatleven. Hij ventte met lucifers en raakte aan de drank.

Zijn medewerking aan Menie England van Wilfred Meynell — waarin The Hound of Heaven werd gepubliceerd (1891) — bezorgde hem toegewijde vrienden in Wilfred en Alice Meynell. Thompson bleef een zwerver; met Blake en Aeschylus op zak, zijn „profeten”, doolde hij voortdurend aan de zelfkant van het leven. Zijn sterk lyrisch talent, beïnvloed door Coventry Patmore, Shelley en Crashaw, werd beurtelings sterk overschat — vergeleken met Dante en Shakespeare — en sterk onderschat. Zijn beste werk, meest dramatisch, op momenten van hevige intensiteit zeer beeldend en persoonlijk, doet niet onder voor dat van zijn tijdgenoten Swinburne en Patmore, die hij beiden overtrof in zuiverheid van inzet. Ook zijn prozacritieken zijn soms van grote kwaliteit. Opium betekende het einde van de man die aanspraak zou kunnen maken op de titel van Engelands meest uitgesproken poète maudit.Bibl.: Poems (1893); Sister Songs (1895); New Poems (1897); Heath and Holiness (1905); Selected Poems (1908); Essay on Shelley (1909); Life of Ignatius Loyola (1909); Life of John Baptist de la Galle (1911); Collected Works (1913).

Lit.: Everard Meynell, Life of F. T. (1913); Viola Meynell, Life of Alice Meynell (1929); T. H. Wright, F. T. and his Poetry (1927); F. B. Tolies, The Praetorian Cohorts (1940); Viola Meynell, F. T. and Wilfred Meynell (1952).

< >