Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Finnur jónsson

betekenis & definitie

IJslands philoloog (Akureyri 29 Mei 1858 - Kopenhagen 30 Mrt 1934), was sedert 1898 professor te Kopenhagen. Met een ongelofelijke energie heeft hij gearbeid aan de wetenschappelijke bewerking van de IJslandse taal en literatuur en dit niet alleen door talrijke tekstuitgaven, maar ook door een reeks onderzoekingen op zeer uiteenlopende gebieden (taal, metriek, literatuur, runologie enz.).

Zijn werk over de IJslandse literatuurgeschiedenis munt uit door de grondige behandeling van de stof. In andere opzichten is zijn werk, vooral in de laatste jaren, aan scherpe critiek blootgesteld geweest, in het bijzonder zijn uitgave der Oudnoorse skaldenpoëzie (z Skalden) en het daarop gebaseerde Lexicon Poeticum. De aan een zo geweldige productie inhaerente gebreken treden hier en daar ook in zijn werk te voorschijn.Bibl.: Tekstuitgaven: Egilssaga (1886-1888); Islendingabók (1887); Saemundar Edda (1888-1890); Heimskringla (1893-1901); Foto-typische uitgave der Edda (1891, samen met Wimmer); Hauksbók (1892-1896); Fagrskinna (1902-1903); Njala (1908); Den norsk-islandske skjaldedigtning (4 dln, 1908-1915); Rimnasafh (1915-1922); Mörkinskinna (1932); Lexicon poeticum (omgewerkte uitgave van Sveinbjöm Egilsson’s werk, 1912-1915; herdr. 1931), Snorra Edda enz. Verder: Den oldnorske og oldislandske Litteraturs Historie (3 dln, 1894-1902; herdr. 1920-1924); Det norsk-islandske Skjaldesprog omkr. 800-1300 (1901); Malfrzedhi islenzkrar tungu (1908); Norsk-islandske Kultur- og Sprogforhold i 9. og 10. aarhundrede (1921) en talrijke tijdschriftartikelen.

< >