Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FACTIE

betekenis & definitie

benaming voor een literair genre in gebruik bij de Rederijkers*. Wij kennen de factie in de eerste plaats als een afzonderlijke bijdrage in het zotte op de landjuwelen, en tevens als een gelegenheidsspel.

Zo speelde de kamer van Den Bosch op het beroemde landjuweel te Antwerpen in 1561 de Cluyte vanden Patroon vanden Alven (uitg. d. W. v. Eeghem in Versl. Kon. VI. Acad. 1938, blz. 180 e.v.), waardoor bepaalde moeilijkheden ontstonden, omdat men meende dat Alva er in werd bespot. Een zuiver gelegenheidsspel ter viering van het bestand van 1556 gaf Peeter de Herpener in zijn factie Van den Coninck Philippus, door de Violieren te Antwerpen op 28 Febr. van dat jaar vertoond (uitg. d. J. F. Willems in Belg. Museum 2 (1838) blz. 241 e.v.).De factie is recreatief als het esbatement en tevens moraliserend als het zinnespel, althans in 1561, want toen werd de prijs toegekend aan de factie „waar meest sins in besloten werdt sonderlinghen”. Van een eigenlijke intrige is geen sprake, het is meer een aaneenschakeling van alleenspraken; allerlei personages, hetzij vertegenwoordigers van maatschappelijke standen (soldaten, schippers, kooplieden, enz.) of van deugden en vooral ondeugden (luiaards, dronkaards, enz.) treden op en houden een betoog. Een liedje vormt het besluit.

Lit.: W. v. Eeghem, Het raadsel der vier Cassieres in Versl. Kon. VI. Acad. 1938, blz. 109 e.v.; L. v. Boeckel, Letterk. Leven te Lier, enz. blz. 53 en Idem in Tijdschr. v. Gesch. en Folklore 1941, blz. 105.

< >