Oostenrijks politicus (Trento 6 Nov. 1850 - Baden, bij Wenen, 5 Mrt 1919), had zitting in de ministeries Gautsch (Nov. 1897 - Mrt 1898) en Clary ( Oct.-Dec. 1899) en was van 18 Jan. 1900 - 1 Dec. 1904 premier en minister van Binnenlandse Zaken, sedert Oct. 1902 ook minister van Justitie. Door verbeteringen op economisch gebied en door bemiddeling in de nationale tegenstellingen in de Donau-monarchie trachtte hij zich staande te houden. 7 Febr. 1915 werd hij gemeenschappelijk minister van Financiën voor Oostenrijk en Hongarije en 28 Oct. 1916 voor de tweede maal minister-president.
Maar hij was toen reeds van diep pessimisme over de toekomst van de Monarchie vervuld. Door halfslachtige hervormingen (afzonderlijke positie voor Galicië, verdeling van Bohemen in Tsjechische en Duitse districten met zelfbestuur) trachtte hij nog wel een meerderheid in de Rijksdag te construeren, maar 14 Dec. 1916 moest hij zijn ontslag nemen door de troonsbeklimming van keizer Karel I.